ECLI:NL:HR:2013:898
Datum: 08-10-2013
Onderwerp: Witwashandelingen
Rechtsgebiedenregister: Strafrecht
Vindplaats: Avdr.nl
1.Gewoontewitwassen. Art. 420ter Sr. Voorhanden hebben voorwerp afkomstig uit zelf begaan misdrijf. 2. Svm. en vervangende hechtenis. Art. 36f. 3 (oud) Sr en art. 24c Sr. Ad 1. HR herhaalt ECLI:NL:HR:2010BM4440 en ECLI:NL:HR:2013BX6910. Met zijn op zijn vaststellingen gebaseerde oordeel “dat de verdachte handelingen heeft verricht die erop waren gericht om zijn criminele opbrengst veilig te stellen” heeft het Hof tot uitdrukking gebracht dat verdachte in de periode waarin door hem geldbedragen van zijn bankrekening werden opgenomen en nadien, die bedragen niet slechts voorhanden heeft gehad, maar dat zijn gedragingen ook (kennelijk) waren gericht op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van die bedragen. Dat oordeel getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is toereikend gemotiveerd. Ad 2. O.g.v. art. 36f.3 (oud) Sr i.v.m. art. 24c Sr kan bij het opleggen van een de verplichting tot betaling aan de Staat worden bepaald dat bij gebreke van betaling en verhaal vervangende hechtenis wordt toegepast. Deze vervangende hechtenis mag i.c., waarin sprake is van samenloop a.b.i. art. 57 Sr, ingevolge art. 60a Sr i.v.m. art. 24c.3 Sr ten hoogste een jaar bedragen. Het Hof heeft de vervangende hechtenis op (in totaal) meer dan een jaar bepaald. Het middel is terecht voorgesteld. De HR vermindert zelf de duur van de vervangende hechtenis in die zin dat is voldaan aan het wettelijk bepaalde maximum van een jaar en vermindert de opgelegde straf i.v.m. de overschrijding van de redelijke termijn.