Rechtbank Noord-Holland 28 augustus 2024 Raad van State 5 juli 2024 Raad van State 26 juni 2024 Rechtbank Den Haag 20 juni 2024 Parket bij de Hoge Raad 11 juni 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2019:1145 Hoge Raad 9 juli 2019

ECLI:NL:HR:2019:1145

Datum: 09-07-2019

Onderwerp: Aanhoudingsverzoeken / aanwezigheidsrecht

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht

Vindplaats: Avdr.nl

Opzettelijk niet voldoen aan ambtelijk bevel door gebiedsverbod te overtreden, art. 184.1 Sr. Dubbel verstek. Aanhoudingsverzoek niet gemachtigde raadsvrouwe, die niet weet waarom verdachte niet is verschenen, ttz. op de grond dat verdachte (mogelijk) geen weet heeft van tz. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2018:1934, inhoudende dat aanhoudingsverzoek kan worden gedaan door verdachte, gemachtigde raadsman of niet gemachtigde raadsman (met het oog op effectuering aanwezigheidsrecht verdachte of t.b.v. alsnog verkrijgen machtiging), dat rechter verzoek reeds - zonder dat wordt overgegaan tot afweging tussen alle bij aanhouding van onderzoek ttz. betrokken belangen - kan afwijzen op de grond dat aan verzoek ten grondslag gelegde omstandigheid niet aannemelijk is, dat rechter (als geval dat aan verzoek ten grondslag gelegde omstandigheid niet aannemelijk is zich niet voordoet) belangenafweging dient te maken tussen aanwezigheidsrecht verdachte en belang bij doeltreffende en spoedige berechting en dat rechter i.g.v. afwijzing van verzoek in motivering van zijn beslissing blijk dient te geven van deze belangenafweging, terwijl die motivering in cassatie slechts op haar begrijpelijkheid kan worden getoetst. HR geeft nadere regels voor beoordeling van aanhoudingsverzoek in situatie dat raadsman op tz. aangeeft dat hij niet weet waarom verdachte niet is verschenen en dat hij het mogelijk acht dat verdachte geen weet heeft van zitting en om die reden aanhoudingsverzoek doet. Indien dagvaarding of oproeping in persoon is betekend, kan aan verzoek ten grondslag gelegde omstandigheid z.m. als “niet aannemelijk” worden beoordeeld. Indien dagvaarding of oproeping niet is persoon is uitgereikt maar wel op rechtsgeldige wijze is betekend, kan rechter verzoek niet op die enkele grond afwijzen, nu daaruit niet z.m. volgt dat verdachte op de hoogte is van tz. Indien niet kan worden vastgesteld dat verdachte weet heeft van tz., dient rechter afweging te maken tussen alle bij aanhouding van onderzoek ttz. betrokken belangen. Bij die belangenafweging kan wel betekenis toekomen aan omstandigheid dat dagvaarding of oproeping op rechtsgeldige wijze (maar niet in persoon) is betekend. Van verdachte die h.b. instelt en prijs stelt op berechting op tegenspraak, mag dan immers worden verwacht dat hij in maatschappelijk verkeer gebruikelijke maatregelen neemt om te voorkomen dat appeldagvaarding hem niet bereikt of inhoud daarvan hem niet bekend wordt (vgl. ECLI:NL:HR:2002:AD5163). Kennelijk niet treffen door verdachte van in maatschappelijk verkeer gebruikelijke maatregelen kan rechter in h.b. - naast andere factoren die daarvoor van belang kunnen zijn, zoals procesverloop en gewicht van zaak - in vereiste belangenafweging betrekken. I.c. heeft Hof kennelijk geoordeeld dat aan verzoek ten grondslag gelegde omstandigheid dat verdachte (mogelijk) niet op de hoogte was van tz. in h.b. niet aannemelijk is reeds omdat oproeping voor tz. op wettige wijze op BRP-adres aan huisgenoot is uitgereikt en dat daarom verzoek tot aanhouding van onderzoek ttz. moet worden afgewezen. Dat oordeel is, gelet op wat is vooropgesteld, niet begrijpelijk. Evenmin heeft Hof belangenafweging gemaakt. Noch zijn overweging dat aanwezigheidsrecht een groot goed is maar in dit geval wegvalt omdat duidelijk was dat tz. vandaag was, noch zijn opmerking over beperkt belang n.a.v. discussie over vordering tul, is daarvoor toereikend. Volgt vernietiging en terugwijzing.

Ga naar uitspraak
Spreker(s)

mr. Tosca Urbanus

advocaat Jebbink Soeteman Advocaten