Parket bij de Hoge Raad 20 mei 2025 Hoge Raad 9 mei 2025 Hoge Raad 9 mei 2025 Hoge Raad 11 april 2025 Hoge Raad 11 april 2025 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2023:868 Hoge Raad 9 juni 2023

ECLI:NL:HR:2023:868

Rechtbank:Hoge Raad

Datum: 09-06-2023

Onderwerp: Bewijsrecht

Overige onderwerpen: Stelplicht en bewijslast, Tegenbewijs

Rechtsgebiedenregister: Sociaal-zekerheidsrecht, Burgerlijk procesrecht, Arbeidsrecht

Vindplaats: Avdr.nl


Inhoudsindicatie:

Procesrecht. Aansprakelijkheid advocaat voor beroepsfout. Stuiting verjaring. Tegelijk genomen akten; mogelijkheid tot betwisting.


Uitspraak:

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

CIVIELE KAMER

Nummers 22/00253 en 22/00272

Datum 9 juni 2023

ARREST

In de zaak met nummer 22/00253 van

1. de ontbonden [de maatschap],
voorheen gevestigd te [vestigingsplaats], hierna: [de maatschap], en de ontbonden vennootschappen
2. [advocatenkantoor 1] B.V.,
voorheen gevestigd te [vestigingsplaats],
3. [advocatenkantoor 2] B.V.,

voorheen gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERESSEN tot cassatie,
hierna: [eisers],
advocaat: K. Aantjes,

tegen

[verweerder],
wonende te [woonplaats], Verenigde Staten van Amerika,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: [verweerder],
niet verschenen,

en in de zaak met nummer 22/00272 van

[verweerder],
wonende te [woonplaats], Verenigde Staten van Amerika,
EISER tot cassatie, verweerder in het incidentele cassatieberoep,
hierna: [verweerder],
advocaat: A.H.M. van den Steenhoven,

tegen

1. de ontbonden [de maatschap],
voorheen gevestigd te [vestigingsplaats], hierna: [de maatschap], en de ontbonden vennootschappen
2. [advocatenkantoor 1] B.V.,
voorheen gevestigd te [vestigingsplaats],
3. [advocatenkantoor 2] B.V.,

voorheen gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTERS in cassatie, eiseressen in het incidentele cassatieberoep,
hierna: [eisers],
advocaat: K. Aantjes.

1Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. het vonnis in de zaak 7035472 \ CV EXPL 18-4025 van de kantonrechter te Maastricht van 27 november 2019;
b. het arrest in de zaak 200.276.100/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 26 oktober 2021.

zaak 22/00253

[eisers] hebben tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Tegen [verweerder] is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal W.L. Valk strekt tot vernietiging en verwijzing.

zaak 22/00272

[verweerder] heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.[eisers] hebben incidenteel cassatieberoep ingesteld.Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten. Daarbij heeft [verweerder] zich in het incidentele beroep alsnog gerefereerd aan het oordeel van de Hoge Raad.De conclusie van de Advocaat-Generaal W.L. Valk strekt in het principale cassatieberoep tot verwerping en in het incidentele cassatieberoep tot vernietiging en verwijzing.De advocaat van [verweerder] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2Uitgangspunten en feiten

2.1
In dit geding gaat het om het volgende. [de maatschap] heeft in opdracht van [verweerder] gerechtelijke procedures gevoerd. [verweerder] vordert in dit geding terugbetaling van het honorarium dat hij in verband met die werkzaamheden aan [de maatschap] heeft betaald. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen, op de grond dat gesteld noch gebleken is dat [verweerder] de overeenkomst van opdracht heeft ontbonden.

2.2

Het hof heeft de vordering gedeeltelijk toegewezen, te weten voor zover het gaat om het honorarium met betrekking tot het hoger beroep in een kortgedingprocedure. Het heeft [eisers] hoofdelijk veroordeeld om aan [verweerder] € 5.677,54 in hoofdsom (terug) te betalen. Het hof overwoog daartoe, voor zover in cassatie van belang, het volgende.

[verweerder] heeft in hoger beroep alsnog op de voet van art. 6:267 lid 1 BW de buitengerechtelijke ontbinding ingeroepen van de overeenkomst van opdracht. (rov. 3.11.2)
Voor zover de opdracht ziet op het instellen van hoger beroep van het kortgedingvonnis hebben [eisers] betoogd dat het recht van [verweerder] op ontbinding van de overeenkomst van opdracht is verjaard. Het hof neemt aan dat de verjaringstermijn is gaan lopen op de dag na 8 november 2011. [verweerder] heeft in zijn akte aangevoerd dat de verjaringstermijn is gestuit door de brief van 23 februari 2016. (rov. 3.12.1-3.12.3)

[eisers] hebben dat in hun antwoordakte niet betwist, zodat het beroep op verjaring wordt verworpen. (rov. 3.12.4)
Tussen partijen staat vast dat het niet tijdig betalen van het griffierecht als een tekortkoming van [de maatschap] moet worden bestempeld. De ontbinding is rechtsgeldig en verplicht [eisers] tot terugbetaling van het door [de maatschap] van [verweerder] ontvangen honorarium. (rov. 3.12.5-3.12.10)

3Beoordeling van de middelen in de zaken 22/00253 en 22/00272
in de zaak 22/00253

3.1.1
Het middel keert zich tegen het oordeel van het hof in rov. 3.12.4 van zijn arrest, en voortbouwend daarop ook tegen het oordeel in rov. 3.12.5-3.12.10 daarvan. Het middel klaagt dat het hof niet als onweersproken had mogen aannemen dat [verweerder] de verjaring heeft gestuit, omdat [eisers] in de procedure geen gelegenheid hadden gekregen om op de ingeroepen stuiting te reageren.

3.1.2
Deze klacht is gegrond. Blijkens het door [eisers] overgelegde afschrift van het roljournaal hebben beide partijen, na memoriewisseling, op de rolzitting van 10 november 2020 een akte genomen. Vervolgens heeft het hof eindarrest gewezen. Met zijn oordeel dat de door [verweerder] met zijn akte ingeroepen stuiting niet is betwist en daarom vaststond, heeft het hof miskend dat [eisers] met hun akte van dezelfde roldatum geen gelegenheid hadden om op die ingeroepen stuiting te reageren, en die gelegenheid ook nadien niet hebben gekregen.

3.1.3
Nu [verweerder] deze met succes bestreden beslissing niet heeft uitgelokt of verdedigd, zullen de kosten van het geding in cassatie worden gereserveerd.

in de zaak 22/00272

3.2
De klachten van het middel in het principale beroep kunnen niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie art. 81 lid 1 RO).

3.3
Het middel in het incidentele beroep behelst geen andere klacht dan die van het middel in de zaak met nummer 22/00253, en behoeft daarom geen behandeling.

4Beslissing
De Hoge Raad:

in de zaak 22/00253

- vernietigt het arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 26 oktober 2021;
- verwijst het geding naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden ter verdere behandeling en beslissing;
- reserveert de beslissing omtrent de kosten van het geding in cassatie tot de einduitspraak;
- begroot deze kosten tot op de uitspraak in cassatie aan de zijde van [eisers] op € 982,03 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris, en aan de zijde van [verweerder] op nihil;

in de zaak 22/00272

- verwerpt het principale beroep;
- veroordeelt [verweerder] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eisers] begroot op € 857,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Dit arrest is gewezen door de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, als voorzitter, C.E. du Perron en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op 9 juni 2023.

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 26 oktober 2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:3248.

Spreker(s)

mr. Tijn van Osch

voormalig raadsheer Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, , thans raadsheer-plaatsvervanger, langjarig voorzitter en plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden en nu plv. voorzitter van het Hof van Discipline

prof. mr. Gert van Rijssen

raadsheer Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, bijzonder hoogleraar rechtspraak Radboud Universiteit Nijmegen