ECLI:NL:HR:2014:2650
Datum: 09-09-2014
Onderwerp: Motivering beslissing rechter
Rechtsgebiedenregister: Strafrecht
Vindplaats: Extern
OM-cassatie. Rechtsgevolgen vormverzuim. Art. 359a Sv. Het Hof heeft, in cassatie niet bestreden, geoordeeld dat sprake is van onherstelbare vormverzuimen a.b.i. art. 359a Sv, en daaraan de gevolgtrekking verbonden dat deze tot bewijsuitsluiting moeten leiden. De HR herhaalt relevante overwegingen uit HR 30 maart 2004, ECLI:NL:HR:2004:AM2533, NJ 2004/276 m.b.t. de van belang zijnde factoren bij de vraag of en zo ja welk rechtsgevolg aan een vormverzuim (waarvan het rechtsgevolg niet uit de wet blijkt) moet worden verbonden. Voorts verwijst de HR naar HR 19 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY5322, NJ 2013/308 m.b.t. de uitoefening van de bevoegdheid tot toepassing van bewijsuitsluiting als rechtsgevolg van een vormverzuim a.b.i. art. 359a Sv. ’s Hofs oordeel dat de vormverzuimen als een aanzienlijke schending van belangrijke strafvorderlijke geschriften moeten worden aangemerkt is ontoereikend gemotiveerd, in aanmerking genomen dat het Hof niet kenbaar aandacht heeft besteed aan de in art. 359a.2 Sv genoemde factoren, terwijl het Hof niet heeft aangegeven of en in welke mate de geschonden voorschriften strekten tot verzekering van het recht van verdachte op een eerlijk proces, dan wel dat sprake was van een ander (strafvorderlijk) voorschrift waardoor een zeer ingrijpende inbreuk op een grondrecht van verdachte tot toepassing van bewijsuitsluiting noopte.