ECLI:NL:HR:2007:AZ4714 Hoge Raad 13 maart 2007
13-03-07
HR herhaalt toepasselijke overwegingen uit HR NJ 2006, 393. Een betoog waarin een beroep wordt gedaan op niet hoogst onwaarschijnlijke feiten en/of omstandigheden die met de inhoud van de door de rechter gebezigde bewijsmiddelen niet in strijd zijn doch die – indien juist – onverenigbaar zijn met de bewezenverklaring (het Meer en Vaart–verweer, zo genoemd naar de casus van HR NJ 1974, 450), is zo een bewijsverweer waarvan de feitenrechter ook vroeger al de juistheid niet in het midden mocht laten. Dat geldt ook voor de zogenoemde dakdekkerverweren – die hun benaming ontlenen aan de casus van HR NJ 1982, 411 – waarin de uitleg van een in de tenlastelegging opgenomen of daarin besloten liggend begrip dat aan de wet is ontleend, aan de orde wordt gesteld. Lees meer...
Spreker(s) die deze uitspraak hebben besproken:
mr. drs. Titia Fuchs - advocaat en partner Fuchs Molleman Advocaten