Hoge Raad 1 september 2023 Rechtbank Noord-Nederland 15 juni 2023 Gerechtshof Den Haag 14 juni 2023 Gerechtshof 's-Hertogenbosch 8 juni 2023 Rechtbank Gelderland 16 mei 2023 Bekijk alles
ECLI:NL:RBDHA:2018:14918 Rechtbank Den Haag 14 december 2018

ECLI:NL:RBDHA:2018:14918

Datum: 14-12-2018

Onderwerp: Verloop van de procedure voor Anna* nalezen: Rechtbank Den Haag ECLI:NL:RBDHA:2018 (voornemen tot prejudiciële vragen)Rechtbank Den Haag ECLI:NL:RBDHA:2018 (daadwerkelijke prejudiciële vragen)HR 14 december 2018: ECLI:NL:HR:2018:2 (beantwoording pr

Rechtsgebiedenregister: Jeugdrecht civiel

Vindplaats: Extern

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken van twee minderjarige broers uit Oekraïne om een voorlopige voorziening te treffen af. De verzoeken waren gedaan ter voorkoming van de uitzetting van de broers naar Oekraïne op 15 december 2018.Eerder vandaag heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank en zittingsplaats ook een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening (AWB 18/8274) voor de broers afgewezen. De oudste broer heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor het verblijfsdoel ‘verblijf op grond van overige humanitaire redenen’. Deze aanvraag is door verweerder afgewezen omdat er geen nieuwe feiten en omstandigheden naar voren zijn gebracht, zodat geen aanleiding bestaat het eerdere besluit van 6 juli 2018 te heroverwegen. De jongste broer heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor verblijf als familie- of gezinslid bij de oudste broer. Deze aanvraag is door verweerder afgewezen, omdat de jongste broer geen mvv heeft en niet kan worden vrijgesteld van het mvv-vereiste. Over de gronden die zien op oudste broer heeft de voorzieningenrechter overwogen dat er geen nieuwe feiten en omstandigheden naar voren zijn gebracht, die kunnen afdoen aan het eerdere besluit. De schadenota en de informatie van de Oekraïense psycholoog zijn daartoe onvoldoende, waarbij ook de rol van de ouders hierin niet onderbelicht kan blijven.Over de gronden die zien op de jongste broer heeft de voorzieningenrechter overwogen dat de standpunten van verweerder over vrijstelling van het mvv-vereiste en artikel 8 EVRM niet zijn weersproken. Uit de informatie van de Oekraïense psycholoog blijkt dat de jongste broer zorg nodig heeft. Deze zorg kan hij ook in Oekraïne krijgen.Het beroep op artikel 3 van het IVRK slaagt niet, nu niet valt in te zien dat en hoe verweerder de belangen van de broers niet, dan wel onvoldoende heeft meegewogen. Dat het niet heeft geleid tot de gewenste uitkomst maakt niet dat deze belangen niet zijn meegewogen bij de beoordeling van de aanvraag.Het beroep op artikel 10 van de Terugkeerrichtlijn slaagt evenmin. Op 14 november 2018 zijn voor de broers terugkeerbesluiten genomen, die in deze procedure niet ter beoordeling voorliggen. Daarnaast zullen de broers bij terugkeer in Oekraïne bij hun ouders kunnen verblijven. Mocht dat onverhoopt niet zo zijn, dan zullen zij worden overgedragen aan de Oekraïense autoriteiten.Het rapport van Defence for Children van 14 december 2018 en de brief van de burgemeester van Culemborg van 14 december 2018 leiden de rechtbank niet tot een ander oordeel. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken af.

Ga naar uitspraak