ECLI:NL:PHR:2021:143
Datum: 16-02-2021
Onderwerp: Wijziging strafbaarheid/sanctie
Rechtsgebiedenregister: Strafrecht
Vindplaats: Extern
Conclusie AG. Vervangende hechtenis bij schadevergoedingsmaatregel. Toepassing art. 6:4:20 Sv op arrest hof van 17 januari 2020 waarin de verdachte niet ontvankelijk is verklaard op grond van art. 416 lid 2 Sv. Kan HR alsnog het onderliggende vonnis van de rechtbank van 22 april 2019 vernietigen en bepalen dat in plaats van vervangende hechtenis gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast? Het middel moet volgens de AG slagen omdat het hof, ware het op de hoogte geweest van de uitspraak HR 26 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:914, ambtshalve gehouden was de uitspraak van de rechtbank te vernietigen voor zover de rechtbank aan de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel vervangende hechtenis had verbonden. De AG wijdt een ambtshalve beschouwing ten overvloede aan de vraag hoe moet worden omgegaan met de tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis in zaken waarin onherroepelijk een schadevergoedingsmaatregel is opgelegd, als de tenuitvoerlegging ervan na 1 januari 2020 zijn beslag krijgt. Verwijzing naar de conclusie plv. PG Langemeijer 11 december 2020, ECLI:NL:PHR:2020:1194 in een civiele zaak die thans over dezelfde materie aanhangig is bij de Hoge Raad. De conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en de uitspraak van de rechtbank van 22 april 2019, maar uitsluitend voor zover bij de schadevergoedingsmaatregel vervangende hechtenis is toegepast, en dat de Hoge Raad bepaalt dat met toepassing van art. 6:4:20 Sv gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast.