Deze conclusie gaat over de weigering door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit om in te gaan op het verzoek van Greenpeace tot handhaving van de EU-Houtverordening jegens een aantal houtimporterende bedrijven die in het verleden hout hebben geïmporteerd zonder de door die Verordening vereiste voorzorg te betrachten om te voorkomen dat illegaal gekapt hout op de interne markt komt. De vraag is op basis van welke feiten, omstandigheden en ontwikkelingen een bestuursorgaan bij besluit op bezwaar moet beoordelen of hij (alsnog) handhaaft, met name of hij nog - of alsnog - de bevoegdheid heeft tot oplegging van herstelsancties, die immers alleen voor de toekomst opgelegd kunnen worden; alles in het licht van het gegeven dat het EU-recht doeltreffendheid, afschrikking en evenredigheid eist.
Uitspraken met hetzelfde onderwerp:
-
Greenpeace
- Raad van State 28 oktober 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:2571)
-
Bezwaarschriftprocedure
- Centrale Raad van Beroep 30 april 2020 (ECLI:NL:CRVB:2020:1062)
- Centrale Raad van Beroep 25 februari 2020 (ECLI:NL:CRVB:2020:442)
- Raad van State 15 januari 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:113)
- Raad van State 15 mei 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1551)
- Centrale Raad van Beroep 8 maart 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:680)
Aanmelden | Raad van State 11 maart 2020
Rechtsgebiedenregister: Bestuursrecht
Beschikt u al over een AvdR account?
Nieuw bij avdr.com? Maak een account aan