Raad van State 20 maart 2024 Raad van State 20 maart 2024 Raad van State 13 maart 2024 Raad van State 13 maart 2024 Raad van State 28 februari 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:RVS:2002:AE6228 Raad van State 7 augustus 2002

ECLI:NL:RVS:2002:AE6228

Datum: 07-08-2002

Onderwerp: Raad van State 7 augustus 2002 | Vooringenomenheid

Rechtsgebiedenregister: Bestuursrecht

Vindplaats: Extern

Op grond van art. 2:4 Awb dient ook de schijn van belangenverstrengeling te worden vermeden. Vrijstelling verleend van het bestemmingsplan voor bouw van gemaalgebouw en schutsluis op locatie Schaphalsterzijl. Appellanten (Stichting Behoud Schaphalsterzijl en Stichting Marnelandschap) betogen dat het vrijstellingsbesluit tot stand is gekomen in strijd met art. 2:4 Awb, omdat de heer X, als juridisch medewerker van het waterschap nauw betrokken bij de voorbereiding van het bouwplan, als gemeenteraadslid heeft deelgenomen aan de stemming in de gemeenteraad omtrent het vrijstellingsbesluit. Het tweede lid van artikel 2:4 van de Awb strekt er toe de burger een waarborg te bieden voor naleving van de in het eerste lid neergelegde norm. Daartoe wordt, niet aan de in de bepaling bedoelde personen individueel doch aan het tot besluiten bevoegde bestuursorgaan, een zorgplicht opgelegd die in elk geval inhoudt dat door het orgaan wordt voorkomen dat, ten gevolge van vermenging van persoonlijke en bestuurlijke belangen bij de betrokken personen, de besluitvorming niet meer voldoet aan de in het eerste lid neergelegde norm. Daartoe kunnen het orgaan verschillende middelen ter beschikking staan: uitsluiting van personen van de besluitvorming is daar een van, doch dit is niet slechts het enige middel. Met de uitdrukking persoonlijk is blijkens de Memorie van Toelichting gedoeld op ieder belang dat niet behoort tot de belangen die het bestuursorgaan uit hoofde van de hem opgedragen taak behoort te behartigen. Gelet op de wetsgeschiedenis heeft de wetgever niet een beperkte uitleg van het begrip persoonlijk belang voor ogen gehad.Voorts is de Afdeling van oordeel dat, nu in art. 2:4 Awb een waarborg is neergelegd voor de burger ingevolge het tweede lid ook de schijn van belangenverstrengeling dient te worden vermeden. Dit is naar het oordeel van de Afdeling hier niet het geval. De gemeenteraad behoorde bij het nemen van het vrijstellingsbesluit vele belangen af te wegen, waaronder het planologische belang, maar ook het belang van het waterschap. De raad, in feite zijn leden, moet(en) ten aanzien van alle af te wegen belangen even afstandelijk staan, opdat een in het licht van het gehele complex van mee te wegen belangen verantwoord besluit wordt genomen. Een lid dat er onmiskenbaar blijk van heeft gegeven uit hoofde van een andere functie te staan voor het belang van het waterschap, wekt naar het oordeel van de Afdeling naar de burger de sterke schijn niet onbevangen te staan ten opzichte van alle af te wegen belangen. Dit had voor de gemeenteraad aanleiding behoren te zijn te voorkomen dat over de vrijstelling werd besloten met kleinst mogelijke meerderheid, waarbij immers de stem van ieder lid, dus ook die van X, de besluitvorming beslissend heeft beïnvloed. Het vrijstellingsbesluit is dan ook tot stand gekomen in strijd met art. 2:4 Awb. B&W zijn in de beslissing op bezwaar ten onrechte tot de slotsom gekomen dat zij van de vrijstelling gebruik mochten blijven maken. Gegrond hoger beroep. Deze uitspraak is met een materieel selectiemotief opgenomen in deze Nieuwsbrief onder nummer 281. Burgemeester en wethouders van Winsum.mrs. P. van Dijk, M. Vlasblom, J.E.M. Polak

Ga naar uitspraak