Bij brief van 10 februari 2015 heeft de staatssecretaris een verzoek van de vreemdeling om herziening van het besluit van 19 mei 2014 tot intrekking van de hem verleende verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd aangemerkt als een verzoek tot opheffing van het bij dat besluit uitgevaardigde inreisverbod en omdat daarover nog een procedure bij de rechtbank liep dat verzoek aangemerkt als een aanvullende beroepsgrond in die procedure.
Spreker(s)
Uitspraken met hetzelfde onderwerp:
-
Inreisverbod en ongewenstverklaring
- Rechtbank Den Haag 16 april 2020 (ECLI:NL:RBDHA:2020:3502)
- Raad van State 16 november 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:3760)
- Rechtbank Den Haag 12 november 2018 (ECLI:NL:RBDHA:2018:14010)
- Rechtbank Den Haag 12 november 2018 (ECLI:NL:RBDHA:2018:14010)
- Rechtbank Den Haag 12 november 2018
-
Actualiteit 1F
- Arrest van het Hof (Grote kamer) 2 mei 2018 (ECLI:EU:C:2018:296)
-
Inreisverbod / ongewenstverklaring
- Raad van State 19 februari 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:541)