Conclusie van advocaat-generaal M. Campos Sánchez-Bordona van 11 september 2025. Raad van State 10 september 2025 Raad van State 8 september 2025 Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 4 september 2025. Raad van State 2 september 2025 Bekijk alles
ECLI:NL:RVS:2025:4284 Raad van State 8 september 2025

ECLI:NL:RVS:2025:4284

Rechtbank:Raad van State

Datum: 08-09-2025

Onderwerp: ABRvS 8 september 2025, ECLI:NL:RVS:2025:4284

Overige onderwerpen: ABRvS 8 september 2025, ECLI:NL:RVS:2025:4284-(-) voldoet vanwege het huwelijk met zijn echtgenote aan de vereisten van artikel 15, eerste lid, aanhef en onder a, van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming en valt daarmee onder de categorie gezinsleden b

Rechtsgebiedenregister: Asiel- en vluchtelingenrecht

Vindplaats: Avdr.nl


Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 26 juli 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid vastgesteld dat appellant niet voldoet aan de vereisten voor tijdelijke bescherming als bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG (hierna: de Richtlijn Tijdelijke Bescherming).


Uitspraak:

202407803/1/V1.
Datum uitspraak: 8 september 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 3 december 2024 in zaak nr. NL24.33046 in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 26 juli 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid vastgesteld dat appellant niet voldoet aan de vereisten voor tijdelijke bescherming als bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG (hierna: de Richtlijn Tijdelijke Bescherming).
Bij uitspraak van 3 december 2024 heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. P.A.J. Mulders, advocaat in Groningen, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
2.       In de enige grief klaagt appellant terecht dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de minister zich deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat appellant niet in aanmerking komt voor tijdelijke bescherming op grond van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming en daarbij een juiste uitleg en toepassing heeft gegeven aan het begrip ‘echtgenoot’.
2.1.    Partijen zijn het erover eens dat een rechtsgeldig huwelijk bestaat tussen appellant en zijn echtgenote met de Oekraïense nationaliteit, die in Nederland tijdelijke bescherming geniet. De minister heeft immers erkend dat appellant op [trouwdatum] 2021 getrouwd is met zijn echtgenote en invulling heeft gegeven aan dat huwelijk in Oekraïne. Maar de minister heeft zich op het standpunt gesteld dat appellant in Nederland geen duurzame relatie onderhoudt met zijn echtgenote in Nederland. De minister heeft daarbij in aanmerking genomen dat appellant heeft laten weten dat hij sinds eind 2022 geen contact heeft met zijn echtgenote, dat zijn echtgenote met een andere man Nederland is ingereisd en hier met die andere man samenwoont.
2.2.    De rechtbank is de minister ten onrechte gevolgd in het standpunt dat het enkele feit dat appellant rechtsgeldig getrouwd is met zijn echtgenote niet maakt dat hij ook een gezin met haar vormt. Alleen al uit de letterlijke tekst van artikel 15, eerste lid, aanhef en onder a, van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming, in samenhang gelezen met artikel 2, vierde lid, aanhef en onder a, van het Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 (hierna: het Uitvoeringsbesluit), volgt dat de echtgenoot van een gezinshereniger een gezinslid is.
Appellant voldoet vanwege het huwelijk met zijn echtgenote aan de vereisten van artikel 15, eerste lid, aanhef en onder a, van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming en valt daarmee onder de categorie gezinsleden bedoeld in deze bepaling en artikel 2, eerste lid, aanhef en onder c, in samenhang gelezen met artikel 2, vierde lid, aanhef en onder a, van het Uitvoeringsbesluit.
2.3.    De rechtbank heeft dus niet onderkend dat de minister met de enkele tegenwerping dat appellant geen duurzame relatie onderhoudt met zijn echtgenote, niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom appellant, zolang hij gezinslid is in de zin van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming en het Uitvoeringsbesluit, niet in aanmerking komt voor tijdelijke bescherming.
2.4.    Alleen al hierom slaagt de grief.
3.       Het hoger beroep is gegrond. De Afdeling vernietigt de uitspraak van de rechtbank. Het beroep is gegrond. De Afdeling vernietigt het besluit van 26 juli 2024. De minister moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 3 december 2024 in zaak nr. NL24.33046;
III.      verklaart het beroep gegrond;
IV.      vernietigt het besluit van 26 juli 2024, V-[...];
V.       veroordeelt de minister van Asiel en Migratie tot vergoeding van bij appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.721,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, voorzitter, en mr. A.J.C. de Moor-van Vugt en mr. M. den Heyer, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier.
w.g. Van Breda
voorzitter
w.g. Verbeek
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 september 2025
282-1046
 
BIJLAGE
 
Wettelijk kader
Richtlijn tijdelijke bescherming (2001/55/EG)
Artikel 15
1.       Voor de toepassing van dit artikel worden, in gevallen waarin er bij massale toestroom sprake kan zijn van omstandigheden die tot scheiding van reeds in het land van oorsprong gevormde gezinnen hebben geleid, de volgende personen als leden van een gezin beschouwd:
a)       de echtgenoot van de gezinshereniger of zijn niet-gehuwde partner met wie een duurzame relatie wordt onderhouden, indien in de wetgeving of de praktijk van de betrokken lidstaat niet-gehuwde en gehuwde paren op een vergelijkbare manier worden behandeld; de minderjarige ongehuwde kinderen van de gezinshereniger of van zijn echtgenoot, zonder dat er verschil in behandeling is tussen kinderen binnen en buiten de echt of geadopteerde kinderen;
[…]
Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382
Artikel 2
1.       Dit besluit is van toepassing op de volgende categorieën van personen die sinds 24 februari 2022 ontheemd zijn geraakt als gevolg van de militaire invasie door de Russische strijdkrachten die op die datum begon:
a)       Oekraïense onderdanen die vóór 24 februari 2022 in Oekraïne verbleven;
b)       staatlozen en onderdanen van andere derde landen dan Oekraïne die vóór 24 februari 2022 in Oekraïne internationale bescherming of gelijkwaardige nationale bescherming genoten;
c)       gezinsleden van de in punten a) en b) genoemde personen.
4.       Voor de toepassing van lid 1, punt c), worden de volgende personen geacht deel uit te maken van een gezin, voor zover het gezin vóór 24 februari 2022 reeds in Oekraïne een gezin was en in Oekraïne verbleef:
a) de huwelijkspartner van een in lid 1, punt a) of punt b), bedoelde persoon of diens niet-gehuwde partner met wie een duurzame relatie wordt onderhouden, indien in de wetgeving of in de praktijk van de betrokken lidstaat niet-gehuwde en gehuwde paren op een vergelijkbare manier worden behandeld volgens het vreemdelingenrecht van die lidstaat;
[…]

Spreker(s)

mr. dr. Aniel Pahladsingh

senior jurist Ministerie van SZW, EU recht en Internationaal recht