Hoge Raad 15 maart 2024 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 11 maart 2024 Rechtbank Midden-Nederland 5 maart 2024 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 4 maart 2024 Rechtbank Rotterdam 1 maart 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:RBAMS:2021:4295 Rechtbank Amsterdam 11 augustus 2021

ECLI:NL:RBAMS:2021:4295

Datum: 11-08-2021

Onderwerp: Tussentijdse opzegging

Rechtsgebiedenregister: Sociaal-zekerheidsrecht, Arbeidsrecht

Vindplaats: Avdr.nl, LegalFlix


Eiser heeft een aanvraag voor een WW-uitkering ingediend. Het door verweerder aan de weigering van de WW-uitkering ten grondslag gelegde artikel 19, vierde lid, van de WW mist toepassing in deze zaak. Artikel 19, vierde lid, van de WW vereist namelijk niet dat op het moment van de WW-aanvraag gekeken moet worden naar de bij aanvang van de arbeidsovereenkomst geldende bepalingen van die arbeidsovereenkomst. Een arbeidsovereenkomst kan gaandeweg worden aangepast, onder andere door het opnemen van een opzegbeding. Artikel 7:667, derde lid, van het BW stelt aan het overeenkomen van tussentijdse opzegging van een arbeidsovereenkomst die voor bepaalde tijd wordt aangegaan, dat het opzegbeding schriftelijk wordt vastgelegd. Dat geldt dus ook voor een arbeidsovereenkomst die al loopt en wordt gewijzigd. Met het overeenkomen van een opzegbeding in de vaststellingsovereenkomst is voldaan aan dit schriftelijkheidsvereiste. Dit betekent dat van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zonder tussentijds opzegbeding geen sprake meer was toen die overeenkomst eindigde en eiser werkloos werd. Verweerder moet een nieuw besluit nemen en onderzoeken of andere bepalingen van de WW aan het recht op WW-uitkering voor eiser in de weg staan.

Ga naar uitspraak
Spreker(s)

prof. mr. Gerrard Boot

raadsheer Gerechtshof Amsterdam hoogleraar arbeidsrecht Universiteit Leiden