ECLI:NL:RBAMS:2014:505
Rechtbank:Rechtbank Amsterdam
Datum: 22-01-2014
Onderwerp: Onnodig beslag
Rechtsgebiedenregister: Burgerlijk procesrecht
Vindplaats: Extern
Inhoudsindicatie:
kort geding; opheffing scheepsbeslag; beslag is onnodig omdat de beslaglegger voldoende zekerheid heeft
Uitspraak:
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/557871 / KG ZA 14-91 MW/EB
Vonnis in kort geding van 22 januari 2014
in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht
ATLANT ICE PANAMAX CORPORATION,
gevestigd te Majuro, Ajeltake Island, Republiek der Marshall Eilanden,
eiseres bij dagvaarding van 21 januari 2014,
advocaat mr. T.C. Wiersma te Amsterdam,
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
JIANGSU EASTERN HEAVY INDUSTRY CO. LTD.,
gevestigd te Jingjiang City te Jiangsu, Volksrepubliek China,
gedaagde,
advocaat mr. P.C.E. Beerman te Rotterdam.
Partijen zullen hierna AIPC en Jiangsu worden genoemd.
1De procedure
Ter terechtzitting van 22 januari 2014 heeft AIPC gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Jiangsu heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. AIPC heeft producties in het geding gebracht en beide partijen een pleitnota. In verband met de spoedeisendheid van de zaak heeft de voorzieningenrechter ter zitting reeds aan partijen meegedeeld hoe haar beslissing zal luiden. Na afloop van de zitting is de beslissing op schrift gesteld in een zogenoemd kop-staartvonnis. Ter zitting is aan partijen meegedeeld dat de uitwerking van die beslissing zal volgen op 5 februari 2014. Het onderstaande vormt die uitwerking.
Ter zitting waren mr. Wiersma en mr. Beerman aanwezig.
2De feiten
2.1.
Jiangsu exploiteert een scheepswerf in China.
2.2.
Op 3 februari 2010 heeft Atlantska Plovidba, een Kroatische reder, met Jiangsu een overeenkomst (hierna: de Overeenkomst) gesloten over de bouw van een dubbelwandige bulk carrier (hierna: het schip) voor een bedrag van USD 32 miljoen. De Overeenkomst bevat onder meer de volgende bepalingen:
“ARTICLE II (…)
3. TERMS OF PAYMENT:
The Contract Price shall be paid by the BUYER to the BUILDER in instalments as follows:
(…)
6. REFUNDS
All instalments made by the BUYER prior to the Delivery of the VESSEL to the BUILDER, in the event this Contract is rescinded or cancelled by the BUYER, all in accordance with the specific terms of this Contract permitting such rescission or cancellation, shall be refunded by the BUILDER to the BUYER in United States Dollars in the full amount of all sums the BUILDER has received under this Contract, together with Interest (…).
As security to the BUYER, the BUILDER shall deliver to the BUYER, before the payment of the 1st, 2nd, 3rd and 4th instalment respectively, a Refund Guarantee to be issued by the BUILDER’s bank (…)”
2.3.
Op 4 november 2010 heeft Atlantska Plovidba haar rechten uit de overeenkomst overgedragen aan AIPC en daarvan mededeling gedaan aan Jiangsu. Jiangsu heeft daarmee ingestemd.
2.4.
Bij addendum op de Overeenkomst van 30 oktober 2012 is de levering van het schip uitgesteld tot uiterlijk 30 juni 2013 tegen verlaging van de contractsprijs tot USD 27.750.000,00.
2.5.
AIPC heeft het schip op 30 juni 2013 niet afgenomen. Bij brief van 1 juli 2013 hebben AIPC en Atlantska Plovidba de Overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden, omdat het schip volgens hen zeer veel ernstige en minder ernstige gebreken heeft. Bij diezelfde brief hebben AIPC en Atlantska Plovidba Jiangsu verzocht om terugbetaling van de reeds betaalde termijnen ter hoogte van in totaal USD 17,6 miljoen (waarvan blijkens de hierna onder 2.14 genoemde bankgaranties USD 3,2 miljoen door Atlantska Plovidba is betaald en de rest door AIPC).
2.6.
Jiangsu heeft aan het terugbetalingsverzoek niet voldaan. AIPC/Atlantska Plovidba heeft de Refund Guarantees ingeroepen, maar de bank van Jiangsu is niet tot uitbetaling onder die garanties overgegaan.
2.7.
Ter beperking van haar schade heeft Jiangsu het schip voor USD 23 miljoen verkocht aan een derde.
2.8.
Op 16 augustus 2013 hebben AIPC en Atlantska Plovidba conform de bepalingen van de Overeenkomst een arbitrageprocedure in Londen aanhangig gemaakt, waarin zij een verklaring voor recht vorderen dat zij de Overeenkomst rechtsgeldig hebben ontbonden en waarin zij tevens terugbetaling van de door hen aanbetaalde bedragen vorderen. Bij wijze van tegenvordering vordert Jiangsu in die procedure vergoeding van de door haar geleden schade, die zij berekent op het verschil tussen de met AIPC/Atlantska Plovidba overeengekomen contractsprijs en het bedrag waarvoor het schip aan een derde is verkocht.
2.9.
Bij verzoekschrift van 16 januari 2014 heeft Jiangsu, tot zekerstelling van verhaal voor haar schadevordering op AIPC, de voorzieningenrechter te Amsterdam verlof gevraagd om conservatoir vreemdelingenbeslag te mogen leggen op het m.s. “AP Argosy”, waarvan AIPC eigenaar is.
2.10.
De voorzieningenrechter heeft de advocaat van Jiangsu verzocht om aanvullende informatie terzake van de aanbetalingen die door AIPC zijn gedaan.
2.11.
Bij brief van 16 januari 2014 heeft de advocaat van Jiangsu de voorzieningenrechter geantwoord, voor zover hier relevant:
“(…) Het bedrag van de aanbetaalde ‘instalments’ is USD 17.600.000. Hoewel dit bedrag door JEHI (Jiangsu, vzr.) is ontvangen, kan dit bedrag niet strekken tot zekerheid voor de onderhavige vordering jegens Atlant Ice (AIPC, vzr), nu terzake van de ontvangen betalingen zogenaamde ‘Refund Guarantees’ zijn afgegeven door de bank van JEHI. (…)
Lid 6 van dit artikel (artikel II van het contract, vzr.) bepaalt dat de bank van JEHI ten aanzien van iedere aanbetaling een refund guarantee zal afgeven. Dat houdt in dat de bank ervoor in heeft gestaan dat de ontvangen bedragen bij ontbinding van de overeenkomst aan Atlant Ice zouden worden terugbetaald. Ook heeft de bank ervoor ingestaan dat de ontvangen bedragen zouden worden geblokkeerd in geval van een dispuut als het onderhavige.
Als in arbitrage zou worden vastgesteld dat Atlant Ice aanspraak zou kunnen maken op terugbetaling van haar aanbetalingen, en als de bank derhalve gehouden zou zijn om de ontvangen bedragen dienovereenkomstig naar Atlant Ice terug te storten, dan zal JEHI blijven zitten met de schadepost die in het beslagrekest is begroot: (…)”
2.12.
Het beslagverlof is verleend op 16 januari 2014, met begroting van de vordering van Jiangsu op € 4.094.700,00.
2.13.
Op 20 januari 2014 is Jiangsu overgegaan tot beslaglegging.
2.14.
Als productie 6a tot en met 6d zijn de Refund Guarantees overgelegd die de bank van Jiangsu ten behoeve van AIPC/Atlantska Plovidba heeft gesteld. Al deze bankgaranties bevatten de volgende clausule:
“(..) if within the period of 14 (fourteen) China business days after demand is made upon us under this letter of guarantee such dispute is submitted either by the builder or by you for arbitration in accordance with article XIII of the contract we shall be entitled to withhold and deffer payment until the arbitration award is published, we shall not be obliged to make any payment to you unless the arbitration award or final court judgment in case of appeal, as maybe applicable, or an out of court settlement which is reached between you and the builder (the settlement agreement) orders the builder to make repayment. (…)”
3Het geschil
3.1.
AIPC vordert, kort gezegd:
primair
het beslag op het M.S. “AP Argosy” op te heffen;
subsidiair
Jiangsu te bevelen om zekerheid aan te bieden tot een beloop van USD 500.000,00 ter dekking van de schade die AIPC lijdt en zal lijden als gevolg van het onderhavige beslag, indien de door Jiangsu in arbitrage aanhangig gemaakte vordering wordt afgewezen en de door AIPC ingediende vordering wordt toegewezen;
alles met veroordeling van Jiangsu in de proceskosten.
3.2.
Aan haar vordering legt AIPC ten grondslag, samengevat weergegeven, dat Jiangsu de voorzieningenrechter onjuist en onvolledig heeft geïnformeerd, dat Jiangsu meer dan voldoende zekerheid heeft en dat de vordering waarvoor het beslag is gelegd summierlijk ondeugdelijk is.
3.3.
Jiangsu voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4De beoordeling
4.1.
De opheffing van een conservatoir beslag kan onder meer worden bevolen, indien op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen zijn verzuimd, summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag, of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid is gesteld.
4.2.
Het beslag is gelegd tot zekerheid van verhaal van een vordering van
€ 4.094.700,00 (ongeveer USD 5.577.400,00) inclusief rente en kosten die Jiangsu op AIPC stelt te hebben.
4.3.
In totaal heeft Jiangsu USD 17,6 aan voorschotten ontvangen. Dit bedrag overstijgt de vordering die Jiangsu op AIPC stelt te hebben in aanzienlijke mate. Jiangsu stelt zich op het standpunt dat deze voorschotten geen zekerheid bieden omdat door haar bank Refund Guarantees zijn gesteld, maar in die zienswijze volgt de voorzieningenrechter haar niet.
4.4.
Uit de tekst van de Refund Guarantees, die eerst in het kader van het opheffings-kortgeding zijn overgelegd, blijkt immers dat in het geval een arbitrage aanhangig is gemaakt – hetgeen het geval is – pas onder de garanties zal worden uitgekeerd (i) als een eindbeslissing zal zijn gegeven, of (ii) als partijen een regeling treffen waarbij Jiangsu de verplichting op zich neemt om de aanbetaalde bedragen terug te betalen. Daarmee is – anders dan Jiangsu kennelijk veronderstelt – de mogelijkheid uitgesloten dat AIPC de gegarandeerde bedragen met succes kan innen in het geval Jiangsu in arbitrage bij deelbeslissing zou worden veroordeeld tot terugbetaling van de voorschotten maar er op dat moment nog geen beslissing wordt genomen over de vordering tot schadevergoeding.
4.5.
AIPC heeft vooralsnog voldoende aannemelijk gemaakt dat Jiangsu met de reeds aan haar betaalde bedragen en de geblokkeerde Refund Guarantees voldoende zekerheid heeft voor verhaal van haar gepretendeerde vordering tot schadevergoeding, voor het geval die vordering in de aanhangige arbitragezaak zal worden toegewezen. Het conservatoir beslag op het m.s. “AP Argosy” is dan ook voorshands onnodig gelegd en zal worden opgeheven.
Bij deze uitkomst behoeft hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht geen bespreking meer.
4.6.
Jiangsu zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van AIPC worden begroot op:
- dagvaarding € 93,80
- griffierecht 608,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.517,80
5De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1.
heft op het op 20 januari 2014 door Jiangsu ten laste van AIPC gelegde conservatoir beslag op het m.s. “AP Argosy”,
5.2.
veroordeelt Jiangsu in de proceskosten, aan de zijde van AIPC tot op heden begroot op € 1.517,80,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Walraven, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. E. van Bennekom, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2014.
type: eB