Hoge Raad 9 februari 2024 Hoge Raad 15 december 2023 Hoge Raad 17 november 2023 Gerechtshof Den Haag 7 november 2023 Rechtbank Den Haag 7 november 2023 Bekijk alles
ECLI:NL:RBAMS:2022:3563 Rechtbank Amsterdam 23 juni 2022

ECLI:NL:RBAMS:2022:3563

Datum: 23-06-2022

Onderwerp: Uitwinning van pandrechten op aandelen

Rechtsgebiedenregister: Insolventierecht

Vindplaats: Avdr.nl

Credit Suisse (Singapore Branch), seeks an order under article 3:251(1) Dutch Civil Code (DCC) permitting the sale of pledged shares in Eagle Super Global Holding BV (the Company) in a private transaction. The Company is the holding company of a group of subsidiairies of the Lycra Group. The Court rejects all defences raised by the board of directors of the parent company of the pledge holder: Ruyi Textile and Fashion International Group Ltd, based in Hong Kong. The Court rules that:- the current board of directors of the pledge holder (Eagle Ultimate Global Holding BV) was appointed in observance of the rules of Dutch company law, and could therefore validly enter into the NCC agreement,- a sale of pledged shares under article 3:251 DCC does not constitute a violation of article 1 First Protocol to the European Convention on Human Rights,- there are insufficient reasons to stay these proceedings and await the outcome of proceedings pending in Hong Kong, because the Court assumes that the Estoppel defence raised in those proceedings will fail,- the proposed sale will deliver maximum value for the Shares. Therefore, the Court grants the requested permission. Verzoekster, de vestiging Singapore van Credit Suisse, verzoekt de voorzieningenrechter van de NCC om toestemming te geven voor onderhandse verkoop van verpande aandelen in Eagle Super Global Holding BV (de vennootschap). De vennootschap is de moedermaatschappij van de zogenaamde Lycra Group. De voorzieningenrechter wijst alle verweren van de raad van bestuur van de moedermaatschappij van de pandgever en tevens schuldenaar van de lening (Ruyi Textile and Fashion International Group Ltd, gevestigd in Hong Kong) af. De rechter oordeelt:- dat het huidige bestuur van de pandgever benoemd is in overeenstemming met het Nederlandse vennootschapsrecht, en daarom gerechtigd was om de NCC-overeenkomst te sluiten,- dat onderhandse verkoop van de verpande aandelen niet in strijd is met artikel 1 Eerste Protocol van het EVRM,- dat er onvoldoende redenen zijn om de procedure aan te houden in afwachting van een procedure die in Hong Kong aanhangig is, omdat de rechter er vanuit gaat dat het ‘Estoppel defence’ in die procedure zal worden afgewezen,- dat de voorgestelde onderhandse verkoop zal leiden tot de hoogste opbrengst voor de aandelen.De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom toe.

Ga naar uitspraak
Spreker(s)

mr. David Bos

advocaat en partner KienhuisHoving advocaten en notarissen

prof. mr. Omar Salah

advocaat en partner Norton Rose Fulbright LLP