ECLI:NL:RBDHA:2020:1838

Datum: 04-03-2020

Onderwerp: visumcode

Rechtsgebiedenregister: Vreemdelingenrecht

Vindplaats: Extern

Aanvullende prejudiciële vraag bij prejudiciële vragen gesteld door de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, bij tussenuitspraak van 5 maart 2019 (zaken bij het Hof geregistreerd onder de nummers C 225/19 en C-226/19). Daarin gaat het – kort gezegd – over de beantwoording van dezelfde vraag die hier speelt, namelijk of met de beroepsprocedure uit de Visumcode wel sprake is van voldoende rechtsbescherming en behoorlijk bestuur, indien de bezwaar makende lidstaat geen toelichting geeft ten aanzien van de gestelde bedreiging en evenmin toelichting geeft of, en op welke wijze, de vreemdeling daartegen een rechtsmiddel kan aanwenden. In die zaken was wel bekend welke lidstaat bezwaar had gemaakt tegen afgifte van het visum. In onderhavige zaak is dat niet bekend.Wordt de beantwoording van prejudiciële vragen in de zaken bij het Hof geregistreerd onder de nummers C 225/19 en C-226/19, anders, indien niet bekend wordt gemaakt of bekend is geworden wat het land is dat bij de voorafgaande raadpleging als bedoeld in artikel 22 van de Visumcode bezwaar heeft gemaakt tegen de afgifte van een visum aan de aanvrager?

Ga naar uitspraak