ECLI:NL:RBHAA:2011:BR4089
Datum: 03-08-2011
Onderwerp: Art. 4:4 BW
Rechtsgebiedenregister: Erfrecht, Personen- en familierecht
Vindplaats: Avdr.nl
Testeervrijheid; natuurlijke verbintenis; conversie; 3:42 BW; 4:4 BW;
De erflater en zijn ex-vrouw komen in een echtscheidingsconvenant overeen dat de erflater in zijn testament zal opnemen dat bij zijn overlijden een bedrag van EUR 108.000 aan de vrouw zal worden uitgekeerd ter aflossing van de hypotheek van de voormalige echtelijke woning die aan de vrouw is toegescheiden. Als de erflater overlijdt, blijkt er niets in zijn testament te staan en weigeren de erfgenamen uit te keren. De vrouw stelt een vordering in jegens de erfgenamen en jegens de executeurs.
De rechtbank oordeelt dat het beding in het convenant nietig is wegens strijd met de testeervrijheid. De rechtbank converteert de nietige bepaling in een vorderingsrecht van de vrouw op de erfgenamen en wijst de vordering tegen de executeurs toe. De vordering tegen de erfgenamen wordt niet-ontvankelijk verklaard, nu de executeurs exclusief bevoegd zijn de erfgenamen in en buiten rechte te vertegenwoordigen.