ECLI:NL:RBLIM:2020:4977
Datum: 23-06-2020
Onderwerp: Termijnen
Rechtsgebiedenregister: Arbeidsrecht
Vindplaats: Extern
Berusting in het op 15 oktober 2018 gegeven ontslag op staande voet. Het verzoekschrift is ruim na het verstrijken van de ingevolge artikel 7:686a lid 4 BW geldende vervaltermijnen ingediend. Het hanteren van de vervaltermijnen is volgens werkneemster in strijd met artikel 6:248 lid 2 BW (naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar). De kantonrechter volgt de werkneemster niet in deze stelling. Niet in geschil is dat de werkneemster leed aan de uit de door werkneemster overgelegde medische informatie blijkende psychische problematiek. De kantonrechter acht aannemelijk dat deze problematiek van invloed was op de dagelijkse verrichtingen van werkneemster en dat zij hierdoor in werk en privé niet goed functioneerde. Het is naar het oordeel van de kantonrechter echter in onvoldoende mate komen vast te staan dat werkneemster vanwege haar psychische problematiek in oktober 2018 in het geheel niet heeft beseft dát zij was ontslagen én niet staat was om, al dan niet met behulp van derden, professionele rechtsbijstand in te schakelen. Het verzoek is niet ontvankelijk.