ECLI:NL:RBMNE:2020:2222
Datum: 15-06-2020
Onderwerp: Inzageverzoek
Rechtsgebiedenregister: ICT-recht
Vindplaats: Extern
Inzage persoonsgegevens; recht op documenten; IP-adres; verwerkingsoverzicht; geweigerde e-mails; motiveringsgebrek; gegrond.Wetsartikelen: artikelen 15 en 23, lid 1 onder i, AVGSamenvatting:Verweerder heeft inzage in een aantal e-mails, aangeduid met letter C, geweigerd, omdat dat interne notities zijn die persoonlijke gedachten van medewerkers bevatten en uitsluitend voor intern overleg en beraad zijn bedoeld. De rechtbank stelt vast dat de niet verstrekte e-mails wel persoonsgegevens van eiser bevatten en ook feitelijkheden en waarderingen van die medewerkers over persoonsgegevens van eiser. De rechtbank oordeelt dat op grond van artikel 23, eerste lid, onder i, van de AVG verweerder geen persoonsgegevens hoeft te verstrekken voor zover dat noodzakelijk en evenredig is ter waarborging van de rechten en vrijheden van anderen. Bij een recht of vrijheid van een ander gaat het om gewichtige belangen op grond waarvan het noodzakelijk is een uitzondering te maken op het recht van de betrokkene op kennisneming. De motivering die verweerder op dit punt in het bestreden besluit heeft gegeven, maakt echter niet duidelijk welk gewichtig belang aan de orde is op grond waarvan het noodzakelijk zou zijn om een uitzondering te maken op het recht van eiser op kennisneming van aan hem toebehorende persoonsgegevens. De conclusie is dat verweerder eiser ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd, geen inzage heeft gegeven in zijn persoonsgegevens die in de e-mails aangeduid met letter C zijn opgenomen. Eiser is daarmee niet in staat gesteld kennis te nemen van al zijn persoonsgegevens en te controleren of zij juist zijn en zijn verwerkt in overeenstemming met de AVG. Het beroep is daarom gegrond. Verweerder moet een nieuw besluit op het bezwaar nemen.