Hoge Raad 15 maart 2024 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 11 maart 2024 Rechtbank Midden-Nederland 5 maart 2024 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 4 maart 2024 Rechtbank Rotterdam 1 maart 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:RBMNE:2016:7023 Rechtbank Midden-Nederland 21 december 2016

ECLI:NL:RBMNE:2016:7023

Datum: 21-12-2016

Onderwerp: (On)vrijwillige non -activiteit

Rechtsgebiedenregister: Ambtenarenrecht, Arbeidsrecht

Vindplaats: Avdr.nl


Toepassingsbereik van artikel 2.10 lid 3 (wet normering Topinkomens (WNT). Werknemer is bestuurder van een woningcorporatie. De Raad van Toezicht schorst de werknemer. Partijen sluiten een vaststellingsovereenkomst ter beëindiging van de arbeidsrelatie. In de overeenkomst is opgenomen de maximale vergoeding van € 75.000,00 op basis van de WNT. Daarnaast is de wettelijke opzegtermijn in acht genomen en de loon doorbetalingsverplichting overeengekomen tot einde dienstverband (ongeveer € 71.000,00). Werkgever vordert dit laatste bedrag wegens onverschuldigde betaling met een beroep op artikel 2.10 lid 3 WNT. De vordering wordt afgewezen. Artikel 2.10 lid 3 WNT is een anti-misbruik bepaling. De ratio van deze bepaling is dat voorkomen wordt dat partijen middels een overeenkomst in het kader van beëindiging van het dienstverband het WNT-maximum van € 75.000,00 proberen te omzeilen. Weliswaar is in het onderhavig geval sprake van een overeenkomst ter beëindiging van de arbeidsrelatie en zou strikte toepassing van artikel 2.10 WNT met zich brengen dat werkgever een vorderingsrecht heeft op werknemer wegens onverschuldigde betaling, maar dat doet geen recht aan de bedoeling van de wetgever, te weten het tegengaan van misbruik. Uit de memorie van toelichting valt af te leiden dat de minister kennelijk het oog had op tussen partijen afgesproken non-activiteit. In het licht van het feit dat partijen geen afspraken hebben gemaakt over de non-activiteit maar dat werknemer door zijn werkgever (kennelijk) op non-actief is gesteld, daartegen heeft geprotesteerd en zich ook bereid heeft verklaard om zijn werkzaamheden, althans de nader overeengekomen werkzaamheden, te hervatten, is het evident dat hier geen sprake is van een poging van partijen om het maximum te omzeilen. Daarbij speelt een rol dat de gestelde overschrijding van het wettelijk maximum zich beperkt tot beloning voor de duur van de wettelijke opzegtermijn. Een andere conclusie zou naar het oordeel in de gegeven omstandigheden bovendien leiden tot een onaanvaardbaar onbillijk resultaat.

Ga naar uitspraak
Spreker(s)