Gerechtshof Den Haag 12 februari 2024 Parket bij de Hoge Raad 12 januari 2024 Gerechtshof Den Haag 28 november 2023 Rechtbank Oost-Brabant 24 november 2023 Hoge Raad 17 november 2023 Bekijk alles
ECLI:NL:RBNHO:2013:11245 Rechtbank Noord-Holland 15 november 2013

ECLI:NL:RBNHO:2013:11245

Datum: 15-11-2013

Onderwerp: Geheimhouding

Rechtsgebiedenregister: Ondernemingsrecht, Financieel recht

Vindplaats: Extern

Eisers hebben uit de boedel van een voormalig concurrent uitsluitend de activa, waaronder het klantenbestand, gekocht. Gedaagde had ook interesse in die activa en heeft een geheimhoudingsverklaring ondertekent alvorens zij vertrouwelijke informatie van de curator heeft verkregen. Nadien zijn vijf werknemers van de failliet bij gedaagde in dienst getreden en heeft gedaagde met twee partijen uit de offertelijst van de failliet contact gehad. Geen sprake van onrechtmatige concurrentie jegens eisers. Schending van de geheimhoudingsverklaring, alsmede het gebruikmaken van de kennis van werknemer, is, veronderstellenderwijs, uitsluitend als onrechtmatig jegens failliet aan te merken. Dergelijk handelen is niet als onrechtmatig aan te merken jegens eisers die immers alleen de activa, waaronder het klantenbestand, uit de boedel hebben gekocht. Daarbij komt bovendien dat nog geenszins vaststaat dat gedaagde onrechtmatig jegens de failliet dan wel de curator heeft gehandeld. Ingevolge de jurisprudentie van de Hoge Raad staat in beginsel de vrijheid van handel en bedrijf voorop. Het enkel profiteren van het bedrijfsdebiet van een concurrent is niet onrechtmatig; ook niet indien de concurrent daarvan nadeel ondervindt. Voor onrechtmatigheid moet sprake zijn van bijzondere omstandigheden. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter gaat hetgeen in de casus van het arrest van de Hoge Raad van 27 juni 1986 (LJN: AD7158, Holland Nautic/ Decca) weliswaar onfatsoenlijk maar niet onrechtmatig wordt geacht, aanzienlijk verder dan hetgeen in dit kort geding als onrechtmatig wordt gesteld. Dat in onderhavig geval van bijkomende omstandigheden sprake is die de onrechtmatigheid meebrengen, is niet gebleken. Daartoe is de stelling dat gedaagde op eigen kracht haar plek in de markt moet veroveren en eisers de kans dienen te krijgen om de investering te laten renderen, onvoldoende.

Ga naar uitspraak