Hoge Raad 21 april 2023 Hoge Raad 21 april 2023 Rechtbank Limburg 19 oktober 2022 College van Beroep voor het bedrijfsleven 18 oktober 2022 Parket bij de Hoge Raad 14 oktober 2022 Bekijk alles
ECLI:NL:RBNHO:2015:1209 Rechtbank Noord-Holland 18 februari 2015

ECLI:NL:RBNHO:2015:1209

Datum: 18-02-2015

Onderwerp: Eenmalige schade

Rechtsgebiedenregister: Onteigeningsrecht

Vindplaats: Extern

Vaststelling schadeloosstelling in verband met de onteigening van gronden ten behoeve van de omlegging van de N201. Voor het overgrote deel van de onteigende gronden wordt op grond van de vergelijkingsmethode de werkelijke waarde berekend met als uitgangspunt dat sprake is van een verwachtingswaarde. Daarbij wordt een afslag van 30% gehanteerd in verband met het waardedrukkend effect van de ruimtelijke reservering door het Rijk voor de aanleg van de parallelle Kaagbaan bij Schiphol.In verband hiermee stelt de rechtbank voorop dat op de locaties met hoge verwachtingswaarde nabij Schiphol Zuidoost (nog) slechts een beperkt aantal professionele marktpartijen zijn aan te merken als de maatman ‘redelijk handelend koper’. Deze marktpartijen zijn de ontwikkelaars die al actief zijn op deze locaties. Daar waar het onteigeningsrecht voorziet in een volledige schadeloosstelling kan ten aanzien van de gronden in dit gebied niet worden gesteld dat deze marktpartijen alleen al vanwege hun overige belangen in het gebied niet kwalificeren als redelijk handelend koper. Bij de beschouwing van de aangedragen vergelijkingstransacties zal dus steeds moeten worden bekeken in hoeverre specifieke belangen die niet gelden voor de andere ontwikkelaars in het gebied een rol zullen hebben gespeeld bij de totstandkoming van de prijs. Op grond van informatie die voor het eerst bij aanvullend advies van de deskundigen is verstrekt, komt de rechtbank, anders dan de deskundigen, tot het oordeel dat één van de in totaal vijftien aangedragen transacties als enige geschikt is als vergelijkingstransactie. Daarnaast is sprake van waardevermindering van het overblijvende alsmede bijkomende schade, bestaande uit kosten voor aankoop van een nieuw bedrijfsmiddel aangezien het hebben van te ontwikkelen gronden de ‘core business’ is van de onteigende onderneming

Ga naar uitspraak