Hoge Raad 16 februari 2024 Rechtbank Gelderland 7 februari 2024 Hoge Raad 2 februari 2024 Rechtbank Oost-Brabant 18 januari 2024 Gerechtshof 's-Hertogenbosch 28 december 2023 Bekijk alles
ECLI:NL:RBNHO:2020:2221 Rechtbank Noord-Holland 5 maart 2020

ECLI:NL:RBNHO:2020:2221

Datum: 05-03-2020

Onderwerp: Rb Noord-Holland 5 maart 2020; ECLI:NL:RBNHO:2020:2221Partijen liggen in echtscheiding. Zij hebben een dochter D. Er zijn voorlopige voorzieningen waarbij de echtelijke woning in dit arrondissement aan moeder is toegewezen en het minderjarige kind aan

Rechtsgebiedenregister: Personen- en familierecht, Jeugdrecht civiel

Vindplaats: Extern

Partijen liggen in echtscheiding en er zijn voorlopige voorzieningen waarbij de echtelijke woning in dit arrondissement aan moeder is toegewezen en het minderjarige kind aan moeder is toevertrouwd. Moeder is met kind in juli 2019 zonder toestemming van vader naar [plaats] verhuisd. Bij kort gedingvonnis is moeder veroordeeld om kind terug te geleiden naar de echtelijke woning, wat zij niet heeft gedaan. Tijdens een volgend kort geding zijn partijen overeengekomen dat moeder met kind in de echtelijke woning zou terugkeren, wat zij toen wel heeft gedaan. Bij eind vonnis van dat kort geding is de vordering van moeder om het eerdere KG vonnis (verbod teruggeleiden kind) in afwachting van de bodemprocedure te schorsen, afgewezen. In de bodemprocedure is bij beschikking in januari 2020 het verzoek van moeder om haar vervangende toestemming voor verhuizing te verlenen door de meervoudige kamer tenslotte ook afgewezen. In februari 2020 is moeder toch weer met kind naar [plaats] verhuisd. De vader heeft het kort gedingvonnis en de beschikking aan moeder laten betekenen, maar zij is niet met kind teruggekeerd naar de echtelijke woning. De voorzieningenrechter ziet geen andere mogelijkheid meer dan de gevorderde lijfsdwang als uiterste dwangmiddel op te leggen om moeder te bewegen aan het verhuisverbod te voldoen.

Ga naar uitspraak