Hoge Raad 1 december 2023 Hoge Raad 1 december 2023 College van Beroep voor het bedrijfsleven 19 september 2023 Rechtbank Gelderland 14 juni 2023 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 7 juni 2023 Bekijk alles
ECLI:NL:RBNNE:2020:631 Rechtbank Noord-Nederland 13 februari 2020

ECLI:NL:RBNNE:2020:631

Datum: 13-02-2020

Onderwerp: Kwaliteit van zorg

Rechtsgebiedenregister: Gezondheidsrecht

Vindplaats: Extern

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aanwijzing gegeven waarbij de stichting, onder meer, wordt opgedragen om de zorg over te dragen, en vervolgens, toen dat niet was gebeurd, een last onder dwangsom van gelijke strekking opgelegd. Ten aanzien van de aanwijzing en de last van de Minister heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat de Minister niet bevoegd is ten aanzien van de zorg die in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning wordt verleend. Nu noch cliënten noch hun gemachtigde in deze zijn gehoord heeft de Minister onvoldoende onderzocht welke zorg feitelijk wordt verleend ten aanzien waarvan de Minister wel bevoegd zou zijn. Verder is de voorzieningenrechter van oordeel dat de termijn voor het voldoen aan de aanwijzing te kort was nu deze precies in de kerstvakantie viel. Daar komt bij dat de zorg niet is gefinancierd zodat het lastig is een organisatie te vinden die deze zorg op zich wil nemen. Voor de beide, relatief korte termijnen, heeft de Minister niet duidelijk kunnen maken of dit zou zijn gerechtvaardigd door de cliëntveiligheid. De voorzieningenrechter heeft benadrukt dat, zoals door de stichting niet wordt bestreden, de zorg op de locatie niet op orde is en dat aan degene die de zorg van iemand op zich neemt hoge eisen moeten worden gesteld. Dit geldt ten aanzien van die zorg zelf maar ook ten aanzien van de organisatie en administratie daarvan. De voorzieningenrechter is er niet van overtuigd dat de stichting daar voldoende van doordrongen is.

Ga naar uitspraak