Hoge Raad 31 oktober 2023 Gerechtshof Den Haag 26 september 2023 Hoge Raad 22 september 2023 Rechtbank Rotterdam 22 september 2023 Parket bij de Hoge Raad 12 september 2023 Bekijk alles
ECLI:NL:RBNNE:2019:5006 Rechtbank Noord-Nederland 3 december 2019

ECLI:NL:RBNNE:2019:5006

Datum: 03-12-2019

Onderwerp: Smartengeld

Rechtsgebiedenregister: Letselschaderecht

Vindplaats: Extern

De rechtbank heeft verdachte voor het veroorzaken van een ernstig verkeersongeval, het doorrijden na dit ongeval en het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden en een rijontzegging van drie jaren. Verdachte heeft met zijn auto op een oversteekplaats een voetganger en een fietster aangereden. Hij reed harder dan de maximumsnelheid van 50 km/u en heeft zijn snelheid bij het naderen van de oversteekplaats niet verminderd. Dit terwijl kort vóór en ten tijde van de aanrijding op het fietspad langs de weg en op de oversteekplaats een (bijna) constante stroom van fietsers reed, in verband met een publieksevenement. De verkeerssituatie was overzichtelijk en de fietsers waren goed zichtbaar. Hieruit heeft de rechtbank afgeleid dat verdachte gedurende langere tijd dan een enkel kort moment niet heeft opgelet en dat hij zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden. De voetganger heeft door de aanrijding een complete dwarslaesie opgelopen, waardoor hij blijvend verlamd is.Verdachte heeft de plaats van het ongeval verlaten zonder zich bekend te maken of hulp te bieden aan de slachtoffers. Dit terwijl hij wist of moest vermoeden dat anderen door de aanrijding gewond waren geraakt en in hulpeloze toestand achterbleven. De rechtbank heeft geoordeeld dat niet aannemelijk is geworden dat verdachte ten tijde van de aanrijding door een (medische) oorzaak in onmacht verkeerde. Ook heeft de rechtbank geoordeeld dat verdachtes verklaring dat hij zich niet bewust is geweest van de aanrijding en zich niets kan herinneren van de periode rond het ongeval, niet te rijmen is met de bewijsmiddelen. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding van de voetganger niet-ontvankelijk verklaard. Zij heeft geoordeeld dat weliswaar sprake is van een aantasting in de persoon, maar dat deze aantasting en het daaruit voortvloeiende recht op schadevergoeding niet los kunnen worden gezien van de door het ongeval veroorzaakte materiële en immateriële gevolgschade. Er is bewust voor gekozen om deze gevolgschade buiten de strafzaak te laten en deze te laten afhandelen door de verzekeraar.

Ga naar uitspraak