ECLI:NL:RBOBR:2013:BZ5525
Datum: 28-03-2013
Onderwerp: Verklaring deskundige bij loonvordering
Overige onderwerpen: Verplichte verklaring deskundige
Rechtsgebiedenregister: Sociaal-zekerheidsrecht, Arbeidsrecht
Vindplaats: Avdr.nl
Eindafrekening bij einde dienstverband. Artt. 7:627 BW, 7:628 BW, 7:629 lid 6 en 7 BW en 7:629a lid 2 BW.
Eiser grondt zijn vordering op de stelling dat hij een periode arbeidsongeschikt was, zodat werkgever ten onrechte de dagen van de periode van ziekmelding heeft aangemerkt als zijnde verlof en dit in mindering heeft gebracht op de niet genoten vakantiedagen. Voor de stelling van werkgever dat eiser arbeidsongeschikt was verwijst zij naar de voortgangsrapportage van de arboconsulent, opgemaakt in het kader van de verzuimbegeleiding waartoe de arboconsulent in het kader van haar verlengde-armconstructie bevoegd was. Hierin wordt echter niet geconcludeerd dat eiser arbeidsgeschikt was. De arboconsulent deelt weliswaar mee geen beperkingen te constateren en eiser in staat te achten zijn werkzaamheden volledig uit te kunnen voeren, maar hieruit kan niet direct de gevolgtrekking worden gemaakt dat eiser niet arbeidsongeschiktheid was.
Het is in eerste instantie de werknemer zelf die bepaalt dat hij vanwege medische klachten het werk niet kan verrichten.
Voor het geval eiser het niet eens zou zijn met haar advies, heeft de arboconsulent eiser dan ook gewezen op de mogelijkheid om een second opinion aan te vragen bij het UWV. Eiser heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt.
De werkgever moet vervolgens vaststellen of er een legitieme grond tot loondoorbetaling is. De werkgever is ook degene die verantwoordelijk is voor het opstarten van een eventueel re-integratietraject.
Hoe en of werkgever heeft gereageerd op de voortgangsrapportage van de arboconsulent is echter gesteld noch gebleken. Onbekend is of partijen met elkaar in overleg zijn gegaan en/of eiser is opgeroepen om zijn werkzaamheden te hervatten. Verder blijkt in het kader van een eventuele werkhervatting van eiser en/of verzuimbegeleiding van eiser niet van enige actie aan de zijde van werkgever, terwijl dit wel op haar weg had gelegen.
Voorts is gesteld noch gebleken van omstandigheden die werkgever bevoegdheid geven om conform het bepaalde artikel 7:629 lid 6 BW betaling van het loon op te schorten. Nu verder gesteld noch gebleken is dat werkgever eiser binnen een redelijke termijn de grond van weigering of opschorting heeft meegedeeld, kan werkgever ingevolge artikel 7:629 lid 7 BW geen beroep meer doen op enige grond het loon geheel of gedeeltelijk niet te betalen of de betaling daarvan op te schorten.