Huurecht. Vordering van één van de twee (contractuele) huurders tot vaststelling van de einde van zijn verplichtingen jegens verhuurder, na eerder vergeefse opzegging. Nu verhuurder niet instemt met die opzegging en de andere huurder de huur en het gebruik van het gehuurde voortzet, is de vordering vanwege de hoofdelijke verbondenheid tussen de huurders niet toewijsbaar. Niet gesteld dat die afwijzing naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is te achten.
Spreker(s)
Uitspraken met hetzelfde onderwerp:
-
- Rechtbank Midden-Nederland 16 oktober 2019 (ECLI:NL:RBMNE:2019:4541) Medehuur versus contractuele huur
Aanmelden | Rechtbank Overijssel 14 februari 2017
Kosten: gratis
Rechtsgebiedenregister: Huurrecht