Arrest van het Hof (Derde kamer) van 29 juni 2023. Rechtbank Den Haag 3 mei 2023 Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 20 april 2023. Rechtbank Zeeland-West-Brabant 20 maart 2023 Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 16 maart 2023. Bekijk alles
ECLI:NL:RBROT:2021:6099 Rechtbank Rotterdam 11 mei 2021

ECLI:NL:RBROT:2021:6099

Datum: 11-05-2021

Onderwerp: Boete Joh. Enschedé Amsterdam

Rechtsgebiedenregister: Economisch ordeningsrecht

Vindplaats: Extern

Wat betreft het betoog van eiseres dat er geen sprake is van een overtreding verwijst de rechtbank naar haar uitspraak van 6 december 2018 waarin zij heeft geoordeeld dat ACM op goede gronden heeft geconcludeerd dat (onder meer) de dochteronderneming van eiseres zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 101, eerste lid, van het VWEU en artikel 6, eerste lid, van de Mw. Dat oordeel heeft na de uitspraak van het CBb van 18 augustus 2020, ECLI:NL:CBB:2020:559 jegens de dochteronderneming gezag van gewijsde. De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding anders te oordelen over de overtreding. De dochteronderneming en eiseres vormden een economische eenheid en om die reden is eiseres als moedermaatschappij aansprakelijk voor de kartelgedragingen van haar dochteronderneming. Nu het bestreden boetebesluit niet onrechtmatig wordt bevonden, is de verplichting van ACM tot openbaarmaking van het sanctiebesluit niet komen te vervallen. Door de uitspraak van 18 februari 2020 van het CBb (ECLI:NL:CBB:2020:92) is de publicatie van zowel het primaire als het bestreden boetebesluit geschorst tot zes weken nadat de rechtbank opnieuw op het beroep van eiseres tegen het bestreden publicatiebesluit heeft beslist. Tegen deze uitspraak van de rechtbank is geen hoger beroep ingesteld.

Ga naar uitspraak