ECLI:NL:RBROT:2020:3950
Rechtbank:Rechtbank Rotterdam
Datum: 16-04-2020
Onderwerp: Verzet
Rechtsgebiedenregister: Psychiatrisch patiëntenrecht
Vindplaats: Extern
Inhoudsindicatie:
Afwijzing van een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten vanwege de mogelijkheid tot voortzetting van de opname op vrijwillige basis.
Uitspraak:
RECHTBANK ROTTERDAM
Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/594342 / FA RK 20-2352
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 16 april 2020 betreffende een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het Centrum Indicatiestelling Zorg, hierna: CIZ,
met betrekking tot:
[naam cliënt]
,
geboren op [geboortedatum cliënt] ,
hierna: cliënt,
wonende aan de [adres cliënt] [postcode cliënt] te [woonplaats cliënt] ,
thans verblijvende in verpleeghuis Laurens te Barendrecht
advocaat mr. M.D. van Velthoven te Rotterdam.
1. Procesverloop
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen ter griffie op 2 april 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van 17 november 2016;
de medische verklaring, opgesteld en ondertekend door J.A.M.J.G. Woestyn, arts, van 16 maart 2020;
de aanvraag voor een rechterlijke machtiging van 2 april 2020;
de verklaring van de zorgaanbieder (Laurens) van de accommodatie waarin cliënt is opgenomen, van 2 maart 2020;
het zorgplan van 4 februari 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 16 april 2020.
Bij die gelegenheid zijn (conform de Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. Corona) telefonisch gehoord:
cliënt met haar hierboven genoemde advocaat;
[naam specialist] , specialist ouderengeneeskunde, verbonden aan verpleeghuis Laurens.
2. Beoordeling
2.1.
De rechter kan op verzoek van het CIZ een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf in een geregistreerde accommodatie verlenen als bedoeld in artikel 24 lid 1 Wzd. De machtiging kan slechts worden verleend indien naar het oordeel van de rechter het gedrag van een cliënt als gevolg van haar psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap, dan wel als gevolg van een daarmee gepaard gaande psychische stoornis of een combinatie daarvan, leidt tot ernstig nadeel. Daarnaast zijn de opname en het verblijf of voortzetting van het verblijf noodzakelijk om het ernstige nadeel te voorkomen of af te wenden en zijn er geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstige nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten de ziekte van Alzheimer.
2.3.
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Het is voor cliënt niet meer mogelijk om zelfstandig algemene dagelijkse levensverrichtingen uit te voeren. Hierbij heeft zij hulp nodig in de vorm van 24 uurs-begeleiding. Dergelijke intensieve begeleiding is in een ambulant kader niet mogelijk. Hierdoor zijn er geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden dan opname in een daarvoor geschikte accommodatie.
2.4.
Cliënt is al enige tijd op vrijwillige basis opgenomen, maar was vanwege haar problematische gedrag (dwalen, niet corrigeerbare overlast ten opzichte van een medebewoner) niet langer te handhaven op de open afdeling waar zij zat. Omdat verzet bij overplaatsing naar de gesloten afdeling verwacht werd, is een rechterlijke machtiging aangevraagd. Toen er na die aanvraag een plek op de gesloten afdeling vrijkwam is, in overleg met de familie van cliënt, besloten om haar alvast over te plaatsen naar die gesloten afdeling. Gebleken is dat het verwachte verzet tegen deze overplaatsing uitbleef. Cliënt heeft weliswaar een enkele keer gezegd dat ze naar de winkel wil, maar fysiek onderneemt ze daar geen enkele actie toe. De enkele omstandigheid dat betrokkene niet altijd meewerkt met het douchen is onvoldoende om de machtiging te verlenen, nu dit vooralsnog op een minder ingrijpende wijze dan met dwang kan worden opgelost. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van mening dat er niet aan de wettelijke vereisten is voldaan omdat er geen sprake is van verzet bij cliënt.
3. Beslissing
De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is op 16 april 2020 mondeling gegeven door mr. B.E. Dijkers, rechter, in tegenwoordigheid van C.D. van der Veeke, griffier, en op 21 april 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.