Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 19 maart 2024 Hoge Raad 8 maart 2024 Rechtbank Midden-Nederland 6 maart 2024 Hoge Raad 16 februari 2024 Rechtbank Zeeland-West-Brabant 16 februari 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:RBROT:2019:10468 Rechtbank Rotterdam 20 december 2019

ECLI:NL:RBROT:2019:10468

Datum: 20-12-2019

Onderwerp: Scheiding van tafel en bed

Rechtsgebiedenregister: Personen- en familierecht

Vindplaats: Extern

Verzoek tot opheffing gemeenschap van goederen (artikel 1:109 BW). Op grond van alle feiten en omstandigheden oordeelt de rechtbank dat partijen zich na de scheiding van tafel en bed in 1996 onmiddellijk hebben verzoend. Deze verzoening hoefde op grond van het oude BW (voor 2001) niet te worden ingeschreven in het huwelijksgoederenregister. Het beroep van de man op artikel 1:179 oud BW gaat niet op. Dit artikel is niet bedoeld voor de situatie die zich hier voordoet, waarbij de echtgenoot die zich op verzoening beroept (de vrouw) opheffing van de gemeenschap vraagt. De vrouw is in deze procedure pas ‘verwerende echtgenoot’ geworden toen de man, nadat de vrouw had gesteld dat er sprake is van verzoening, als zelfstandig verzoek een verzoek tot ontbinding van het huwelijk had ingediend. Volgens de man zou hiermee verhinderd worden dat de vrouw zich kan beroepen op de verzoening in de procedure tot opheffing van de gemeenschap. Dat is echter niet het doel van deze wettelijke bepaling en om die reden moet de stelling van de man worden gepasseerd. Dan volgt de wijze van verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap.

Ga naar uitspraak