Zeevervoer onder cognossement. Ladingschade. Ingevolge artikel III HVR is de vervoerder gehouden om redelijke zorg te betrachten voor de zeewaardigheid van het schip vóór en bij de aanvang van de reis, inclusief de ladinggeschiktheid (lid 1). Voorts is de vervoerder gehouden om redelijke zorg te betrachten voor de behandeling van de lading, behoudens andere regeling inclusief laden, stuwen en lossen, gedurende de gehele aansprakelijkheidsperiode van de vervoerder (lid 2). De vervoerder is ten aanzien van de naleving van deze verplichtingen ook aansprakelijk voor zijn hulppersonen. De vervoerder kan zijn aansprakelijkheid alleen maar ontlopen als hij een van de bevrijdende gebeurtenissen van artikel IV (2) HVR en het causale verband tussen deze gebeurtenis en de schade bewijst. Hiertegenover staat dat de ladingbelanghebbende overeenkomstig de hoofdregel van artikel 150 Rv moet stellen en, zo nodig, bewijzen dat de schade is voorgevallen tijdens de (dwingendrechtelijke) vervoersperiode en dus dat de lading in goede staat is ontvangen ten vervoer
Uitspraken met hetzelfde onderwerp:
-
- Rechtbank Rotterdam 10 oktober 2018 (ECLI:NL:RBROT:2018:8540) Seachill / Samskip Bewijslastverdeling ladingschade onder HVR :
Aanmelden | Rechtbank Rotterdam 31 maart 2021
Kosten: gratis
Rechtsgebiedenregister: Transport- en handelsrecht