Oorspronkelijk gemeenschappelijk echtscheidingsverzoek met ouderschapsplan / kinderconvenant. Het kinderconvenant is gesloten na mediation in het kader van een door de vader gestarte teruggeleidingsprocedure. De moeder had de minderjarige zonder toestemming van de vader meegenomen naar Nederland. Het kinderconvenant houdt kort gezegd in: een afwisselend verblijf bij de vader in de Verenigde Staten van Amerika en de moeder in Nederland, tot de schoolgaande leeftijd een wisseling elke drie maanden en vanaf de schoolgaande leeftijd een wisseling elk jaar waarbij elke vakantie bij de andere ouder wordt doorgebracht. De rechtbank heeft de behandeling van het gemeenschappelijk verzoekschrift naar de zitting verwezen in verband met vragen over dit kinderconvenant. In de tussenbeschikking heeft de rechtbank overwogen er vooralsnog niet van overtuigd te zijn dat de door partijen overeengekomen zorgregeling in het belang van de minderjarige is. Er is vervolgens een bijzonder curator benoemd. In de eindbeschikking heeft de rechtbank beslist aan de hand van alle omstandigheden van het geval en met inachtneming van de belangen van de vader, van de moeder en van de minderjarige, waarbij de belangen van de minderjarige voor de rechtbank de eerste overweging zijn. De rechtbank heeft geoordeeld dat de huidige regeling niet kan worden gehandhaafd en dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij een van de ouders dient te worden vastgesteld (hetgeen inmiddels ook het standpunt is van beide ouders). Beide ouders zijn in staat de minderjarige een goede verzorging en opvoeding te bieden en de minderjarige heeft met beide ouders een goede band. De rechtbank heeft geoordeeld dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vader in de Verenigde Staten van Amerika dient te zijn. De doorslaggevende argumenten daarvoor zijn: hij wordt - meer dan de moeder - in staat geacht het contact tussen de minderjarige en de andere ouder te waarborgen. Hij heeft tot nu toe bij zijn handelingen en beslissingen steeds het belang van de minderjarige voorop gesteld, hetgeen de moeder niet in die mate heeft gedaan. De opstelling van de moeder richting de vader voor wat betreft zaken rondom de minderjarige is minder faciliterend geweest. Bovendien is de financiële positie van de moeder kwetsbaarder dan die van de vader.
voor eindebeschikking zie: LJN BU5186
Uitspraken met hetzelfde onderwerp:
-
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 14 oktober 2021 (ECLI:NL:GHARL:2021:9684) Incidenteel appel
- Hoge Raad 16 april 2021 (ECLI:NL:HR:2021:594) Behoefte en gebruiksvergoeding
- Parket bij de Hoge Raad 4 mei 2018 (ECLI:NL:PHR:2018:461) Incidenteel appel
- Hoge Raad 14 april 2017 (ECLI:NL:HR:2017:694) Incidenteel appel
- Hoge Raad 19 juni 2015 (ECLI:NL:HR:2015:1690) Incidenteel appel
- Hoge Raad 8 februari 2013 (ECLI:NL:HR:2013:BY6699) Incidenteel appel
- Hoge Raad 20 maart 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BG9917) Ondubbelzinnige toestemming
- Hoge Raad 12 mei 2006 (ECLI:NL:HR:2006:AV8720) Incidenteel appel
- Hoge Raad 30 juni 1978 (ECLI:NL:HR:1978:AC6324) Incidenteel appel
-
- Hoge Raad 16 juli 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1163) Incidenteel appel
- Hoge Raad 14 december 2018 (ECLI:NL:HR:2018:2262) Incidenteel appel
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 15 maart 2018 (ECLI:NL:GHARL:2018:2490) Incidenteel appel
- Hoge Raad 4 maart 2016 (ECLI:NL:HR:2016:375) Incidenteel appel
- Hoge Raad 28 januari 2014 (LTO) (ECLI:NL:HR:2014:175) Incidenteel appel instellen
- Hoge Raad 23 april 2010 (ECLI:NL:HR:2010:BL6156) Incidenteel appel
- Hoge Raad 21 september 2007 (ECLI:NL:HR:2007:BA9614) Incidenteel appel
- Hoge Raad 18 februari 1994 (ECLI:NL:HR:1994:ZC1274) Incidenteel appel
- Hoge Raad 19 december 1975 (ECLI:NL:HR:1975:AB5351) Incidenteel appel
Aanmelden | Rechtbank 's-Gravenhage 27 april 2011
Rechtsgebiedenregister: Personen- en familierecht