ECLI:NL:HR:2016:2716
Datum: 29-11-2016
Onderwerp: verruiming van de straftoemetingsvrijheid van de rechter
Rechtsgebiedenregister: Strafrecht, Jeugdrecht strafrecht
Vindplaats: Avdr.nl
Adolescentenstrafrecht van toepassing op 18-jarige verdachte ten laste van wie bewezen is verklaard medeplegen van diefstal met geweld op 2 januari 2014? Art. 1.2 Sr, verandering van wetgeving. Art. 77c Sr. De HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2011:BP6878 m.b.t. de betekenis die aan art. 1.2 Sr moet worden toegekend. De aanpassing van art. 77c Sr (ingevolge i.w.tr. op 1 april 2014 van Wet adolescentenstrafrecht), waarbij de leeftijdsgrens voor de toepassing van het adolescentenstrafrecht is verhoogd van 21 naar 23 jaar, betreft een wijziging van wetgeving t.a.v. de toepasselijk regels van het sanctierecht. In zo’n geval dient de rechter o.g.v. art. 1.2 Sr bij verandering van wetgeving na het tijdstip waarop het feit is begaan, de voor verdachte gunstigste bepalingen toe te passen. In gevallen waarin verdachte t.t.v. het begaan van het strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren doch nog niet die van 21 jaren heeft bereikt, is het na 1 april 2014 geldende recht niet gunstiger voor verdachte waar het gaat om de mogelijkheid om af te zien van de toepassing van het strafrecht voor meerderjarigen indien de rechter "daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan", aangezien art. 77c (oud) Sr diezelfde mogelijkheid opende. ’s Hofs oordeel, waarin het kennelijk tot uitdrukking heeft gebracht dat er in het concrete geval geen grond aanwezig was voor het buiten toepassing laten van de overgangsbepaling in de Wet adolescentenstrafrecht, geeft derhalve niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk.