Hoge Raad 12 maart 2024 Rechtbank Oost-Brabant 20 februari 2024 Rechtbank Midden-Nederland 13 februari 2024 Hoge Raad 13 februari 2024 Gerechtshof Den Haag 12 februari 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2016:1522 Hoge Raad 5 juli 2016

ECLI:NL:HR:2016:1522

Datum: 05-07-2016

Onderwerp: Schadeverhaal

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht, Slachtofferrecht

Vindplaats: Extern


Cassatie in het belang der wet. Benadeelde partij. Rechtstreekse schade. Art. 51f.1 Sv. De opvatting dat aan het vereiste dat een betrokken benadeelde “rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit” a.b.i. art. 51f.1 Sv uitsluitend is voldaan in die gevallen waarin deze benadeelde is getroffen in het belang dat door de overtreden strafbepaling rechtstreeks wordt beschermd, is in haar algemeenheid onjuist. Zij miskent dat de concrete omstandigheden van het geval bepalend zijn voor de beantwoording van de vraag of voldoende verband bestaat tussen het bewezenverklaarde handelen van verdachte en de door de benadeelde geleden schade om te kunnen aannemen dat de benadeelde door dit handelen rechtstreeks schade heeft geleden (vgl. ECLI:NL:HR:2014:959). Voor zover i.c. ’s Hofs oordeel aldus moet worden begrepen dat in de concrete omstandigheden van dit geval niet voldoende verband in voornoemde zin bestaat tussen het handelen van betrokkene (kort gezegd: het bewezenverklaarde deelnemen aan een criminele organisatie) en de door X geleden schade, is dit oordeel niet zonder meer begrijpelijk, nu uit de bewijsvoering blijkt dat betrokkene, kort gezegd deel uitmaakte van een samenwerkingsverband tussen verschillende (rechts-)personen waarbinnen m.b.v. valse facturen ten laste van X steekpenningen werden betaald en gelden werden doorgesluisd aan de (voormalig) directeur van X.

Ga naar uitspraak