ECLI:NL:RBOBR:2019:280
Datum: 23-01-2019
Onderwerp: Samengestelde gemeenschappen
Rechtsgebiedenregister: Personen- en familierecht
Vindplaats: Extern
Contradictoir. echtscheiding, waardering onderneming, vof die in huwelijksgoederengemeenschap valt en die op een later tijdstip ontbonden wordt dan de huwelijksgoederengemeenschap.Het mag zo zijn dat het vermogen van de VOF een afgescheiden vermogen is, zoals de man aanvoert, maar ieders aandeel in dat afgescheiden vermogen valt wel degelijk in de ontbonden, nog niet verdeelde huwelijksgoederengemeenschap. Als deelgenoot in de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap heeft ieder van de gewezen echtgenoten recht op de helft van de waarde van de VOF op het tijdstip van verdeling. Nu de VOF is geëindigd per 31 december 2014 en het bedrijf daarna als eenmanszaak is voortgezet door de man, is het reëel uit te gaan van de waarde van de VOF per datum beëindiging/feitelijke verdeling. Vervolgens komt de vraag aan de orde of de vrouw daarnaast nog als vennoot moet afrekenen met de man. Als geen sprake zou zijn van de huwelijksgoederengemeenschap, zou de vrouw als uittredend vennoot moeten afrekenen met de man nu haar aandeel negatief is. De vrouw heeft, anders gezegd, een schuld aan de VOF ter grootte van haar (negatieve) aandeel terwijl de man een vordering op de VOF heeft ter grootte van zijn (positieve) aandeel in de kapitaalrekening. De schuld van de vrouw behoort echter, net zoals de vordering van de man, tot de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap. Oftewel, tegenover de schuld van de vrouw van € 16.946,00 staat het aandeel van de man ad € 57.869,00. Per saldo resteert dan in de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap het al genoemde bedrag van € 40.923,00.