1. Redelijke termijn in jeugdzaken. Art. 40 lid 2 sub b van het Verdrag inzake de rechten van het kind (Trb. 1990, 107) stelt geen verdere eisen aan de redelijke termijn dan reeds uit art. 14 IVBPR en art. 6 EVRM voortvloeien. 2. Aanhoudingsverzoek – van in het buitenland verblijvende jeugdige verdachte - onvoldoende gemotiveerd afgewezen.
Spreker(s)
Uitspraken met hetzelfde onderwerp:
-
Recht op vervolging
- Hoge Raad 8 september 2015 (ECLI:NL:HR:2015:2465)
- Hoge Raad 30 maart 2010 (ECLI:NL:HR:2010:BL3228)
- Hoge Raad 17 juni 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BD2578)
- Hoge Raad 16 december 2003 (ECLI:NL:HR:2003:AL9062)