Haviltex-norm verbreed naar het procesrecht: Philips vs. Lidl

Op 7 juli 2023 heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan in het geschil tussen Philips en Lidl. Kort samengevat ging het over een auteursrechtelijk geschil tussen scheerapparaten van Philips en van Lidl. Philips was van mening dat een scheermesapparaat van Lidl inbreuk maakte op die van Philips.

De vordering van Philips was echter gebaseerd op het verschil tussen het nieuwe scheerapparaat en de voorganger. Dat verschil was volgens het Gerechtshof Den Haag te gering om auteursrechtelijk beschermd te zijn en de Hoge Raad was het daar mee eens. Echter, Philips gaf aan dat niet alleen gekeken moet worden naar wat letterlijk als vordering is opgeschreven, maar ook naar het geheel van auteursrechten van Philips en dat de vordering ook daar op zag. Met andere woorden, het auteursrecht op de voorganger moest wel meegenomen worden. De Hoge Raad heeft vervolgens Philips in het gelijk gesteld. De Hoge Raad heeft bepaald dat ook voor vorderingen een soort Haviltex-norm geldt. Dit houdt in dat niet alleen hetgeen letterlijk als vordering is opgeschreven belangrijk is, maar ook naar de processtukken gekeken moet worden waar de vordering op is gebaseerd. Daarnaast telt ook mee hoe de wederpartij de vordering heeft opgevat en had moeten opvatten.

Mr. Wouter Pors van Bird&Bird die voor de AVDR deze uitspraak heeft behandeld in een van onze webinars, attendeerde erop dat je als verwerende partij nu moet oppassen met de bewoording van je verweer. Indien je suggereert te begrijpen of lijkt te begrijpen dat de omvang van de vordering ruimer is dan was opgeschreven, kan dat ertoe leiden dat de omvang ook daadwerkelijk wordt vergroot.

Mocht u zich nader willen verdiepen in de beargumentering van de Hoge Raad en deze duidelijk uitgelegd willen krijgen? Dan kunt u de webinar van mr. Wouters Pors terugvinden op onze website onder “De Hoge Raad Besproken: Zaak Philips vs. Lidl”, en neem dan meteen een kijkje bij ons divers aanbod aan webinars, cursussen en leergangen.    





Jurisprudentie

Hoge Raad 7 juli 2023, ECLI:NL:HR:2023:1070