IVF-kosten niet aftrekbaar voor homostellen: fiscale rechtvaardigheid of ongelijkheid?

Kaat Pullens | juridisch medewerker Stichting Vrouwenrechtswinkel Maastricht student Maastricht University

IVF-kosten niet aftrekbaar voor homostellen: fiscale rechtvaardigheid of ongelijkheid?

Op 7 februari 2025 heeft de Hoge Raad een belangrijke uitspraak gedaan met betrekking tot de aftrekbaarheid van IVF-kosten voor homostellen. In deze zaak stond de vraag centraal of een homostel zonder vastgestelde vruchtbaarheidsproblemen de kosten voor een IVF-behandeling kan aftrekken als specifieke zorgkosten in de inkomstenbelasting. De Hoge Raad oordeelde dat dit niet het geval is en dat deze beslissing niet in strijd is met het discriminatieverbod.

Achtergrond van de zaak

De zaak betrof een mannelijke belastingplichtige en zijn partner, die samen deelnamen aan een draagmoederschapsprogramma in de Verenigde Staten. Dit programma omvatte een IVF-behandeling met het vormen van een embryo als doel. De totale kosten van het programma bedroegen $167.000, waarvan €38.077 specifiek werd toegeschreven aan de IVF-behandeling. Deze kosten werden door het koppel in de aangifte inkomstenbelasting over 2016 opgevoerd als uitgaven voor specifieke zorgkosten. De Belastingdienst weigerde echter deze aftrek met het argument dat de uitgaven niet voortkwamen uit ziekte of invaliditeit van de belastingplichtige of zijn partner.

Juridische discussie

De kern van het geschil draaide om de interpretatie van de aftrekregeling voor specifieke zorgkosten, zoals vastgelegd in artikel 6.17, lid 1, aanhef en letter a van de Wet inkomstenbelasting 2001. Deze regeling stelt dat uitgaven voor specifieke zorgkosten aftrekbaar zijn wanneer ze direct verband houden met ziekte of invaliditeit en de belastingplichtige zich hieraan op medische gronden niet kan onttrekken. De belastingplichtige stelde dat het onderscheid tussen heterostellen en homostellen in deze context neerkomt op indirecte discriminatie op basis van seksuele geaardheid. Hij betoogde dat heterostellen na twaalf maanden zonder zwangerschap worden geacht verminderd vruchtbaar te zijn en daardoor in aanmerking komen voor aftrek van IVF-kosten, terwijl deze mogelijkheid voor homostellen ontbreekt.

Aftrek zorgkosten in Nederland

In Nederland biedt de belastingwetgeving de mogelijkheid om bepaalde zorgkosten af te trekken van de inkomstenbelasting. Dit kan voordelig zijn voor mensen die te maken hebben met hoge medische uitgaven. Maar hoe werkt deze regeling precies en wie kan hier gebruik van maken? De aftrek van zorgkosten wordt geregeld in artikel 6.17 van de Wet inkomstenbelasting 2001. De regeling is bedoeld voor kosten die direct verband houden met ziekte of invaliditeit en waarvoor een belastingplichtige zich niet op redelijke gronden kan onttrekken. Dit betekent dat de kosten medisch noodzakelijk moeten zijn en niet vrijwillig mogen worden gemaakt.

Om in aanmerking te komen voor aftrek moet zijn voldaan aan de volgende voorwaarden: de zorgkosten moeten zijn gemaakt vanwege een medische aandoening of invaliditeit, alleen het deel van de kosten dat niet door de zorgverzekering of andere regelingen wordt vergoed is aftrekbaar en de wet bepaalt welke kosten aftrekbaar zijn, zoals uitgaven voor artsen, specialisten, medicijnen, hulpmiddelen en bepaalde medische behandelingen, waaronder IVF bij bewezen vruchtbaarheidsproblemen.

Voor heterostellen geldt dat als zij na een jaar onbeschermde geslachtsgemeenschap geen zwangerschap bereiken dit als een medische indicatie voor verminderde vruchtbaarheid wordt beschouwd. Hierdoor kunnen zij de kosten voor een IVF-behandeling, voor zover deze niet worden vergoed door de zorgverzekering, aftrekken als specifieke zorgkosten. Maar wat betekent dit voor homostellen? In de recente uitspraak van de Hoge Raad werd bevestigd dat het criterium van medische noodzaak bepalend is voor de aftrekbaarheid van kosten.

Rechtbank en Hof: gedeelde standpunten

De rechtbank oordeelde eerder dat de aftrekweigering discriminerend was, maar bood geen rechtsherstel. Het gerechtshof vernietigde die uitspraak en concludeerde dat er geen sprake was van verboden discriminatie. De belastingplichtige legde de zaak vervolgens voor aan de Hoge Raad.

Hoge Raad: geen verboden discriminatie

De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Gerechtshof dat de aftrekregeling een onderscheid maakt tussen 'zieke' en 'gezonde' belastingplichtigen, en niet tussen verschillende seksuele oriëntaties. De wetgever heeft beoogd fiscale tegemoetkomingen te bieden voor uitgaven die direct verband houden met ziekte of invaliditeit. Bij heterostellen wordt, conform de huidige medische inzichten, na twaalf maanden zonder zwangerschap aangenomen dat er sprake is van verminderde vruchtbaarheid, wat als een medische aandoening wordt beschouwd. Deze aanname is niet van toepassing op homostellen, aangezien het uitblijven van een zwangerschap na twaalf maanden bij hen geen indicatie is voor verminderde vruchtbaarheid. Daarom komen zij niet in aanmerking voor de aftrek van deze specifieke zorgkosten.

De Hoge Raad oordeelde verder dat er geen sprake is van indirecte discriminatie. Het criterium 'ziekte of invaliditeit' heeft een objectieve en redelijke rechtvaardiging en wordt consistent toegepast, ongeacht de seksuele oriëntatie van de belastingplichtige. Het doel van de regeling is het bieden van fiscale ondersteuning bij medische kosten die voortvloeien uit ziekte of invaliditeit, en dit doel wordt op een proportionele wijze bereikt met de huidige wetgeving.

Implicaties van de uitspraak

Deze uitspraak heeft belangrijke gevolgen voor homostellen met een kinderwens die overwegen gebruik te maken van IVF en draagmoederschapsprogramma's. De kosten die zij hiervoor maken, zijn niet aftrekbaar als specifieke zorgkosten, tenzij er sprake is van een medische indicatie zoals verminderde vruchtbaarheid bij een van de partners. Dit benadrukt het belang voor belastingplichtigen om zich bewust te zijn van de specifieke voorwaarden en beperkingen binnen de fiscale wetgeving.

Daarnaast laat deze uitspraak de manier zien waarop fiscale regelingen omgaan met nieuwe gezinsvormen en de daarbij behorende medische trajecten. Hoewel de huidige wetgeving is gebaseerd op traditionele definities van ziekte en invaliditeit, roept deze zaak vragen op over de inclusiviteit van fiscale regelingen voor diverse gezinsstructuren. Het is mogelijk dat toekomstige wetgevende initiatieven deze kwesties zullen adresseren om een meer gelijke behandeling te waarborgen.

Conclusie

De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt dat de huidige aftrekregeling voor specifieke zorgkosten geen ruimte biedt voor de aftrek van IVF-kosten door homostellen zonder medische indicatie. Dit oordeel is gebaseerd op het onderscheid tussen uitgaven die voortvloeien uit ziekte of invaliditeit en uitgaven die dat niet doen. Bij homostellen kan het niet ontstaan van een zwangerschap na twaalf maanden niet worden gezien als een teken van verminderde vruchtbaarheid. Daarom is deze aanname op hen niet van toepassing, en leidt dit niet tot indirecte discriminatie. De uitspraak van de Hoge Raad maakt duidelijk dat fiscale wetgeving nog niet is aangepast aan de realiteit van moderne gezinsvormen. Terwijl heterostellen met vruchtbaarheidsproblemen wel recht hebben op belastingaftrek voor IVF vallen homostellen – ongeacht hun kinderwens – buiten de boot. 

Bron: HR 7 februari 2025, ECLI:NL:HR:2025:184

Rechtsgebied(en)

Home Live On Demand Mijlpaalarresten Podcasts Blogs Zoeken