← Terug gaan naar Legalflix
Bestuurders in de zorg lopen ook een tuchtrechtelijk risico

Bestuurders in de zorg lopen ook een tuchtrechtelijk risico


mr. Shirin Slabbers advocaat VvAA


Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Gravenhage 30 juli 2019, ECLI:NL:TGZRSGR:2019:121
Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 14 december 2022, ECLI:NL:TGZCTG:2022:210
Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 10 januari 2024, ECLI:NL:TGZCTG:2024:8
Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 18 oktober 2023, ECLI:NL:TGZCTG:2023:141
Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 11 september 2024, ECLI:NL:TGZCTG:2024:148
Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 27 november 2024, ECLI:NL:TGZCTG:2024:183


Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg heeft op 15 mei 2024 (ECLI:NL:TGZCTG:2024:93) uitspraak gedaan in een tuchtzaak waarin een cliënt een klacht had ingediend tegen een psychotherapeut/gz-psycholoog die als supervisor bij de behandeling  was betrokken en bestuurder was van een expertisecentrum GGZ. Door de zorgaanbieder is bij de IGJ gemeld dat een behandelaar tevens medebestuurster een persoonlijke relatie was aangegaan met een cliënt, zijnde klager.

Deze uitspraak bevat veel interessante gezondheidsrechtelijke aspecten. Namelijk wanneer met succes kan worden betoogd dat sprake is van misbruik van procesrecht, dat een beklaagde ook in twee BIG-hoedanigheden kan worden aangesproken, wanneer niet aan het verzoek van een patiënt om vernietiging van het dossier hoeft te worden voldaan, de IGJ-meldplicht ‘geweld in de zorgrelatie’, en wanneer een bestuurder een dossier mag inzien en aan een onderzoekscommissie en de IGJ mag verstrekken.

Wat mij wel opvalt is dat het tuchtcollege zich niet (expliciet) heeft afgevraagd of de klacht tegen de bestuurder wel onder het tuchtrecht valt. Dat is namelijk pas het geval als aan twee voorwaarden wordt voldaan. De eerste voorwaarde is dat de bestuurder BIG-geregistreerd is (of dat ten tijde van het gewraakte handelen was Link 1). De tweede voorwaarde is dat de gedraging waarover wordt geklaagd, onder de tweede tuchtnorm valt. Bij de tweede tuchtnorm wordt getoetst of de bestuurder heeft gehandeld (of nagelaten) “in strijd met hetgeen een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt”. Het gaat dan om de situatie dat er geen behandelrelatie bestaat (of van toepassing is) tussen de bestuurder en de patiënt. Omdat dan immers de eerste tuchtnorm van toepassing.

Om aan de tweede voorwaarde te voldoen, moeten twee subvoorwaarden worden vervuld: a. de zorgverlener heeft gehandeld in de hoedanigheid waarvoor hij BIG-geregistreerd is (met andere woorden; hij heeft gehandeld binnen zijn deskundigheidsgebied) en b. het handelen heeft voldoende weerslag op de individuele gezondheidszorg. 

Als een bestuurder namens de instelling reageert op een formele klacht en hij daarbij geen gebruik maakt van zijn deskundigheid, dan wordt aangenomen dat iedere bestuurder dat had kunnen doen en dat hij zich bij zijn optreden als bestuurder niet heeft begeven op het terrein waarop hij de deskundigheid bezit waarvoor hij is ingeschreven in het BIG-register. Link 2 Als een bestuurder bij een gesprek met de familie aanwezig is geweest om verdere escalatie te voorkomen, dan geldt hetzelfde. Link 3 Dat is anders bij een (interne) klachtafhandeling betreffende de behandeling van een aandoening dat onder het deskundigheidsgebied van de BIG-registratie valt. Link 4

Als de bestuurder verweten wordt geen protocollen te hebben opgesteld omtrent datalekken, dan is weer het juiste oordeel “niet ontvankelijk”. Hiervoor is immers deskundigheid op het gebied van de BIG-registratie niet vereist. Link 5  Dit geldt ook als het gaat om het verwijt dat geen goede zorg is verleend omdat sprake was van een personeelsgebrek. Link 6

Zodra de bestuurder een tuchtklacht ontvangt, zal dus eerst moeten worden beoordeeld of met succes betoogd kan worden dat zijn gedraging niet onder het tuchtrecht valt en het primaire verweer dus niet-ontvankelijkheid van klager hoort te zijn. In de aangehaalde uitspraak is hieraan mijns inziens ten onrechte niet getoetst.

Mr. drs. S. (Shirin) Slabbers, advocaat gezondheidsrecht VvAA Legal

------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

 

Link 1

Zie bijvoorbeeld: CTG 27 november 2024, ECLI:NL:TGZCTG:2024:183

Link 2

CTG 18 oktober 2023, ECLI:NL:TGZCTG:2023:141

Klaagster is in 2019 een periode opgenomen geweest in een ggz-instelling. Aanvankelijk was de opname op vrijwillige basis maar na een aantal dagen is dit omgezet in een gedwongen opname. Klaagster heeft hierover een klacht ingediend bij onder meer de Geschillencommissie Zorg. In zijn hoedanigheid van bestuurder heeft de psychiater een schriftelijke reactie gegeven op de klacht van klaagster bij de geschillencommissie. Klaagster verwijt de psychiater dat hij onjuiste medische informatie heeft aangeleverd, waarbij rapportages (inhoudelijke zorgregistraties) uit het elektronisch patiëntendossier zijn verwijderd, gewijzigd of vervalst met het doel collega’s uit de wind te houden. Volgens klaagster is er sprake van valsheid in geschrifte. De klacht is niet ontvankelijk verklaard omdat de psychiater uitsluitend handelende in de hoedanigheid van bestuurder en zijn handelen onvoldoende weerslag heeft op de individuele gezondheidszorg. “In de onderhavige zaak heeft verweerder per brief een reactie gegeven in het kader van de klachtenprocedure bij de geschillencommissie in zijn hoedanigheid als bestuurder zorg van E. als zorgaanbieder. Weliswaar heeft hij achter zijn naam de brief ondertekend met “psychiater” en “Bestuurder zorg”, maar uit de brief volgt niet dat verweerder deze reactie in zijn hoedanigheid van psychiater heeft opgesteld, of vanuit psychiatrisch oogpunt een reactie heeft gegeven; deze reactie had evengoed door een andere bestuurder zonder het specialisme psychiater kunnen zijn geschreven. Zoals is opgemerkt in het verweerschrift, is het indienen van een reactie door de bestuurder zorg in een dergelijke procedure een beleidsmatige keuze van de zorgaanbieder. Dat betekent dat verweerder zich bij zijn optreden als bestuurder niet heeft begeven op het terrein waarop hij de deskundigheid bezit waarvoor hij is ingeschreven in het BIG-register (psychiater). Verweerder is als bestuurder ook niet inhoudelijk verantwoordelijk voor de door anderen verleende zorg aan klaagster tijdens haar verblijf bij E.. Een BIG-geregistreerde zorgverlener kan namelijk alleen worden aangesproken voor persoonlijke handelingen of persoonlijk nalaten. Er zijn uitzonderingen, zoals opleidingssituaties, maar die spelen hier niet.

Voor zover daadwerkelijk sprake zou zijn van wijziging van het dossier door verweerder vóór het indienen van zijn brief bij de geschillencommissie, zoals klaagster heeft aangevoerd, dan zou dit wel schending van de tweede tuchtnorm kunnen meebrengen, omdat dit uiteraard een behoorlijke BIG-geregistreerde zorgverlener niet betaamt. Verweerder heeft dit verwijt stellig tegengesproken en klaagster heeft dit onvoldoende onderbouwd. (…) Dat betekent dat verweerder geacht moet worden uitsluitend in zijn hoedanigheid als bestuurder op de klacht van klaagster bij de geschillencommissie te hebben gereageerd, onder bijvoeging van het dossier zoals dat door de behandelende zorgverleners is opgesteld. Dit handelen van verweerder heeft onvoldoende weerslag op de individuele gezondheidszorg.”

Link 3

In de zaak CTG 11 september 2024, ECLI:NL:TGZCTG:2024:148 diende een dochter van een inmiddels overleden patiënt een klacht in. De beklaagde – verpleegkundige - is de directeur wonen, zorg en welzijn bij de zorginstelling waar haar moeder verbleef. In deze rol is zij als leidinggevende van de locatiemanagers verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering van de verpleeghuislocaties van de instelling.

In februari 2023 heeft op de verpleeghuislocatie een incident tussen klaagster en haar echtgenoot enerzijds en twee familieleden anderzijds plaatsgevonden, waarbij de politie is ingeschakeld en klaagster tegen de betreffende twee familieleden aangifte heeft gedaan van bedreiging.
Naar aanleiding van dit incident hebben meerdere gesprekken plaatsgevonden tussen klaagster en medewerkers van de zorginstelling. De bestuurder was bij één van die gesprekken aanwezig. Klaagster verwijt deze bestuurder dat:
1) er geen onderzoek is gedaan naar de wilsbekwaamheid, ouderdomsdementie en Alzheimer van haar moeder;
2) er een onjuiste diagnose is gesteld, de behandeling onjuist was en dat haar moeder ten onrechte niet is doorverwezen naar een andere beroepsbeoefenaar;
3) het beroepsgeheim is geschonden;
4) het mentorschap van klaagster niet is gerespecteerd.

Het tuchtcollege oordeelt dat de aanwezigheid bij het gesprek om zo een bijdrage te kunnen leveren aan het voorkomen van verdere escalatie, niet iets is wat kan worden gerekend tot het deskundigheidsgebied van een verpleegkundige. Daarnaast is een bestuurder niet inhoudelijk verantwoordelijk voor de door anderen verleende zorg. Een BIG-geregistreerde zorgverlener kan namelijk in het tuchtrecht alleen worden aangesproken voor persoonlijk handelen of nalaten. De conclusie is dat klaagster niet-ontvankelijk is in haar klacht.

Link 4

CTG 14 december 2022, ECLI:NL:TGZCTG:2022:210

Klaagster is de dochter van de in 2019 op hoge leeftijd overleden patiënte. Patiënte is vanaf 2009 in het ziekenhuis in behandeling geweest in verband met een vulvacarcinoom. De aangeklaagde gynaecoloog is sinds 2014 lid van de Raad van Bestuur van het ziekenhuis. In een ander ziekenhuis hebben in 2009 en 2017 second-opinions plaatsgevonden. In weer een ander ziekenhuis hebben in 2017 en 2018 een PA-revisie en een herbeoordeling van radiologische onderzoeken plaatsgevonden. Begin 2019 is een vaststellingsovereenkomst gesloten ter beëindiging van het geschil tussen enerzijds patiënte en klaagster en anderzijds de aansprakelijkheidsverzekeraar van het ziekenhuis. Klaagster heeft enkele maanden later verzocht om een gesprek met de Raad van Bestuur om te spreken over erkenning van wanprestatie en onrechtmatige daden. Er werd geen aanleiding gezien om weer in gesprek te gaan en verwezen werd naar de aansprakelijkheidsverzekeraar. In dit kader heeft de gynaecoloog klaagster verschillende e-mails gestuurd. Klaagster verwijt de gynaecoloog dat hij niet heeft gehandeld na het bekend worden van foutieve PA-verslagen, dat hij communicatie heeft willen afschuiven op de klachtenfunctionaris, dat hij een zwijgcultuur heeft ingesteld en getraineerd, dat hij geen respect heeft getoond en zonder duidelijke uitleg op vakantie is gegaan, en dat hij ten onrechte heeft gesproken over “nuanceverschillen” ten aanzien van een PA-revisierapport uit een ander ziekenhuis. In deze zaak wordt klaagster ontvankelijk geacht in haar klacht, maar de klachten ongegrond verklaard. Voor wat betreft de ontvankelijkheid wordt het volgende overwogen: “4.5 De gynaecoloog heeft in beroep naar voren gebracht dat klaagster niet in haar klacht kan worden ontvangen. De gynaecoloog is van mening dat hij bij zijn handelen zich niet tevens heeft begeven op het terrein waarop hij de medische deskundigheid bezit en waarvoor hij is ingeschreven in het BIG-register, en dat zijn handelen daarom niet onder de tweede tuchtnorm valt. Het Centraal Tuchtcollege volgt de gynaecoloog daarin niet.
4.6 Voor de ontvankelijkheid moet de gedraging voldoende weerslag hebben op het belang van de individuele gezondheidszorg én tevens in de hoedanigheid van geregistreerde - naast in de hoedanigheid van bestuurder/leidinggevende - hebben plaatsgevonden. Daarvan kan sprake zijn indien een BIG-geregistreerde zich bij zijn optreden als bestuurder tevens heeft begeven op het terrein waarop hij de deskundigheid bezit waarvoor hij is ingeschreven in het BIG-register.
4.7 Juist is dat de gynaecoloog niet bij de behandeling van de patiënte betrokken is geweest en in zijn hoedanigheid als bestuurder met klaagster heeft gecorrespondeerd. De gynaecoloog heeft ter voorbereiding van deze correspondentie het dossier van patiënte bestudeerd, alsmede de beoordeling van W. en de PA-revisieverslagen uit Y. in zijn correspondentie met klaagster geduid. Dit levert voldoende weerslag op de individuele gezondheidszorg op en op voorhand kan niet gezegd worden dat hier sprake is van een zodanige keuzevrijheid van de gynaecoloog als ziekenhuisbestuurder in de bedrijfsvoering, dat om die reden een toetsing aan de tweede tuchtnorm uitgesloten zou zijn en dat klaagster daarom in haar klacht niet ontvankelijk zou zijn.
4.8 Vervolgens moet het de gynaecoloog verweten handelen of nalaten niet alleen een handelen of nalaten in de hoedanigheid van ziekenhuisbestuurder maar tevens in de hoedanigheid van arts betreffen. In een geval als het onderhavige waarin, naar vaststaat, de gynaecoloog ter zake steeds is opgetreden als bestuurder, kan eerst sprake zijn van een tevens optreden in de hoedanigheid van arts indien hij bij zijn optreden als bestuurder tevens zich heeft begeven op het terrein waarop hij ook de deskundigheid bezit waarvoor hij in het BIG-register is ingeschreven. Gemeten aan deze maatstaf moet geconcludeerd worden dat wat de gynaecoloog wordt verweten ligt op het medische deskundigheidsgebied van een arts. Het door klaagster aan de gynaecoloog verweten niet adequate optreden in de klachtafhandeling, ligt immers in het algemeen ook op het terrein waarop de gynaecoloog de deskundigheid bezit waarvoor hij als arts in het BIG-register is ingeschreven.”

Link 5

In de zaak CTG 10 januari 2024, ECLI:NL:TGZCTG:2024:8 ging het om een klacht ingediend tegen een psychiater, tevens werkzaam als geneesheer-directeur kind en jeugd. Klaagster had eerder een klacht ingediend tegen een bij de instelling werkzame gz-psycholoog. Het Regionaal Tuchtcollege heeft deze klacht gedeeltelijk gegrond verklaard en aan de gz-psycholoog een waarschuwing opgelegd. De gz-psycholoog heeft naar het oordeel van het college verzuimd om klaagster toestemming te vragen om informatie aan Veilig Thuis te verstrekken of ten minste de inhoud van de door de gz-psycholoog aan Veilig Thuis verstrekte informatie vooraf met klaagster te delen, zodat zij daarop had kunnen reageren. De gz-psycholoog heeft klaagster daar ook achteraf niet over geïnformeerd. Klaagster wil dat de psychiater op grond van de beslissing in de zaak tegen de gz-psycholoog onderschrijft dat de door de gz-psycholoog aan VT verstrekte informatie uit het dossier wordt verwijderd. Voorts verwijt klaagster de psychiater dat er bij de instelling protocollen ontbreken hoe om te gaan met schending van het beroepsgeheim en dat daardoor een datalek is veroorzaakt, alsmede dat afspraken hieromtrent met ketenpartners ontbreken. Omtrent de ontvankelijkheid wordt het volgende overwogen: “In de onderhavige zaak heeft de psychiater contact onderhouden met klaagster in de vorm van gesprekken en e-mails. Daaruit blijkt voldoende dat de psychiater na de genoemde uitspraak van het college namens de instelling excuses heeft aangeboden aan klaagster en geprobeerd heeft met haar tot overeenstemming te komen. Uit de stukken kan de voorzitter niet afleiden dat de psychiater daarbij iets heeft gedaan of nagelaten op het deskundigheidsgebied waarvoor zij BIG-geregistreerd is (psychiatrie). De verwijten van klaagster richten zich in feite tegen de instelling, waarvan de psychiater als geneesheer-directeur kind en jeugd de vertegenwoordiger is; klaagster spreekt in haar klacht ook geregeld over handelen of nalaten door de instelling. Wat klaagster de psychiater verwijt te hebben nagelaten, zoals het opstellen van protocollen en afspraken met ketenpartners omtrent datalekken, ligt op de weg van het bestuur van een instelling en in ieder geval niet op de weg van verweerster in haar hoedanigheid van psychiater. Deskundigheid op het gebied van de psychiatrie is voor optreden in dit verband ook niet vereist.
2.9 De psychiater is als bestuurder (en in haar hoedanigheid van psychiater) ook niet inhoudelijk verantwoordelijk voor door anderen verleende zorg aan klaagster of haar kinderen bij de instelling, ook niet waar het gaat om het verwijderen van informatie uit een dossier. Een BIG-geregistreerde zorgverlener kan namelijk alleen worden aangesproken voor persoonlijke handelingen of persoonlijk nalaten. Er zijn uitzonderingen, zoals opleidingssituaties, maar die spelen hier niet.
2.10 Het voorgaande betekent dat de psychiater geacht moet worden uitsluitend in haar hoedanigheid als bestuurder te hebben gereageerd op de verzoeken van klaagster. Dit handelen van de psychiater, en wat klaagster haar verwijt te hebben nagelaten, heeft bovendien onvoldoende weerslag op de individuele gezondheidszorg.
2.11 De tweede tuchtnorm is dus ook niet van toepassing op het handelen van de psychiater. Dat brengt mee dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk is.”

Link 6 RTG Den Haag 30 juli 2019, ECLI:NL:TGZRSGR:2019:121