De Hoge Raad Besproken: De onteigening van de Hedwigepolder en de schadeloosstelling

Een complete polder met landbouwgrond, de Hedwigepolder, is onteigend voor de omvorming tot (estuariene) natuur en water. Deze onteigening was het sluitstuk van een internationaal politiek proces dat heeft geleid tot een verdrag tussen Nederland en Vlaanderen, gericht op de natuurwaarden, de waterveiligheid en de toegankelijkheid van de Schelde ten behoeve van de haven van Antwerpen. De Hoge Raad heeft zich in zijn arrest van 5 januari 2018 (https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:HR:2018:7) over de onteigening zelf uitgesproken. In die uitspraak stonden het beroep op zelfrealisatie van de eigenaar en de taakverdeling tussen Kroon en rechter centraal. Inmiddels zijn er weer enkele nieuwe arresten die deze lijn in de rechtspraak hebben verfijnd. Deze zullen worden besproken. In het arrest, dat door de Hoge Raad op 16 december 2022 wordt gewezen, staat de schadeloosstelling centraal. Hier is onder meer de vraag of de ligging nabij de haven van Antwerpen en het belang van die haven bij de te realiseren werken een hogere schadeloosstelling meebrengen (hoger dan de gebruikswaarde), en zo ja op welke wijze. Volgens de rechtbank leidden de gangbare leerstukken van het onteigeningsrecht van werkelijke waarde, eliminatieregel, complexwaarde en verwachtingswaarde niet tot verhoging van de schadeloosstelling. In cassatie staat wordt geoordeeld over de vraag of die uitspraak juist is, en zo ja, of verhoging toch op grond van de redelijkheid zou moeten plaatsvinden.



Jurisprudentie

Hoge Raad 16 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1874