De biologische vader moet in beginsel meewerken aan een DNA test om het biologisch vaderschap vast te kunnen stellen

Een 53-jarige man heeft zijn vermoedelijke biologische vader herhaalde malen verzocht DNA te laten afnemen om te kunnen onderzoeken of hij zijn biologische vader is. De vermoedelijke biologische vader weigert echter steeds zijn medewerking te verlenen. Aan de Hoge Raad is voorgelegd of het recht van het kind om te weten van wie hij afstamt zwaarder weegt dan het recht van de vader om dat verborgen te houden en om onvrijwillig een DNA test te ondergaan.



Jurisprudentie

Hoge Raad 11 maart 2022, ECLI:NL:HR:2022:349