Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens wanprestatie

Uit een uitspraak van 30 mei 2023 van de Rechtbank Midden-Nederland (ECLI:NL:RBMNE:2023:3224) zou kunnen worden afgeleid dat er “een volgorde” bestaat tussen het ontbindingsverzoek van de werkgever op grond van artikel 7:671b jo 7:669 lid 3 sub e BW en de ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 6:265 (jo. art. 7:686 BW). De gedachte is dan dat de wetgever de wijzen waarop de arbeidsovereenkomst kan eindigen (limitatief) heeft vastgelegd in afdeling 9 van titel 10 van Boek 7 BW, waardoor artikel 7:671b lid 1 de hoofdregel is. Hof Den Bosch oordeelde op 8 juli 2021 in vergelijkbare zin. Wij zullen de uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland bespreken en analyseren, wat daaruit kan worden afgeleid en de toegevoegde waarde van de ontbinding op grond van op grond van artikel 6:265 BW. In dat licht bespreken we ook drie andere uitspraken van dit jaar over de ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 6:265 BW.



Jurisprudentie

Hoge Raad 20 april 1990, ECLI:NL:HR:1990:AD1092
Rechtbank Den Haag 15 maart 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:4727
Rechtbank Oost-Brabant 16 mei 2023, ECLI:NL:RBOBR:2023:2181
Rechtbank Midden-Nederland 30 mei 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:3224
Rechtbank Limburg 13 juli 2023, ECLI:NL:RBLIM:2023:4337
Gerechtshof 's-Hertogenbosch 8 juli 2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:2157