Nihil-beding bij partneralimentatie

De centrale vraag in dit arrest is of een voor het huwelijk aanstaande echtgenoten nihil-beding inzake partneralimentatie onder de reikwijdte valt van de nietigheidsbepaling van artikel 1:400 lid 2 BW. In deze zaak zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang: Partijen huwden in 2008 en sloten voorafgaand aan hun huwelijkse voorwaarden de volgende afspraak: “de echtgenoten komen overeen dat er geen plicht tot betaling van partneralimentatie kan ontstaan en er eveneens geen recht op partneralimentatie kan ontstaan na het beëindigen van hun huwelijk" De rechtbank oordeelde in zijn beschikking van 2 december 2015 dat de man partneralimentatie aan de vrouw diende betalen. Ten aanzien van de afspraken in de huwelijkse voorwaarden oordeelt de rechtbank dat de gemaakte afspraken nietig zijn op grond van artikel 1:400 lid 2 BW. De man ging in hoger beroep en ook daar lag de vraag voor hoe om te gaan met de akte huwelijkse voorwaarden. Het hof Den Haag volgde het oordeel van de rechtbank. Volgens het Hof was het nihilbeding in de huwelijkse voorwaarden nietig op grond van artikel 1:400 lid 2 BW. A-G Lückers beschreef in maar liefst 42 pagina’s waarom het thans mogelijk is om bij huwelijkse voorwaarden een alimentatieovereenkomst te sluiten en zij verzoekt dan ook de Hoge Raad om de eerdere beschikking van het Hof Den Haag te vernietigen. De A-G bespreekt de wetgeschiedenis van de artikelen 1:158 en 1:400 BW en bespreekt ook het wetsvoorstel herziening partneralimentatie. Uit de overwegingen van de A-G kan worden afgeleid dat een overeenkomst waarin wordt afgezien van levensonderhoud na echtscheiding geldig is en dus niet op grond van artikel 1:400 lid 2 BW nietig is. De vervolgvraag die door de A-G is gesteld of een alimentatieovereenkomst gesloten bij huwelijkse voorwaarden, wijziging daarvan nog mogelijk is bij onderhandse overeenkomst. De A-G is van mening dat partijen in een onderhandse overeenkomst afspraken kunnen maken over alimentatie. De Hoge Raad heeft zich in 1996 al uitgelaten over de rechtsgeldigheid van een beding van niet-wijziging bij voorhuwelijkse alimentatieovereenkomst. Het Hof had in die zaak geoordeeld dat partijen geen afspraken konden maken over het levensonderhoud na echtscheiding. De Hoge Raad sloot zich bij het oordeel van het Hof aan. Op 25 november 2022 sluit de Hoge Raad in tegenstelling tot A-G Lückers uit dat het nihilbeding aangaande een uitkering tot levensonderhoud nietig is. In deze uitspraak wordt aangesloten bij de uitspraken van 1980 en 1996.



Jurisprudentie

Hoge Raad 25 november 2022, ECLI:NL:HR:2022:1724