Een spokende boerderij, voldoende voor ontbinding?

Eelman verkoopt zijn boerderij aan Hin. Hij is er namelijk van overtuigd dat het spookt in zijn boerderij. Wanneer het op de levering aankomt, weigert hij nog mee te werken. Eelman beroept zich op art. 3:34 BW. Wanneer iemand wiens geestvermogens blijvend of tijdelijk zijn gestoord iets heeft verklaard, wordt namelijk geacht dat de wil die met de verklaring overeenstemde ontbreekt. Hierbij moet de verklaring nadelig zijn geweest voor de geestelijk gestoorde. De uitzondering hierop is dat het nadeel op het tijdstip van de rechtshandeling redelijkerwijze niet was te voorzien. Als verweer beroept Hin zich op het gerechtvaardigd vertrouwen krachtens artikel 3:35 BW. Hij had er namelijk op mogen vertrouwen dat hij de boerderij van Eelman kon kopen. De Hoge Raad oordeelt dat de overeenkomst geldig was ondanks de stoornis van Eelman, omdat Hin erop mocht vertrouwen dat Eelman gewoon handelingsbekwaam was.



Jurisprudentie

Parket bij de Hoge Raad 30 oktober 1959, ECLI:NL:PHR:1959:AG2042