Hoge Raad 5 april 2024 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 25 maart 2024 Hoge Raad 15 maart 2024 Hoge Raad 15 maart 2024 Gerechtshof Den Haag 12 maart 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:GHAMS:2022:304 Gerechtshof Amsterdam 8 februari 2022

ECLI:NL:GHAMS:2022:304

Datum: 08-02-2022

Onderwerp: Boetebeding

Rechtsgebiedenregister: Arbeidsrecht

Vindplaats: Avdr.nl



Een voormalig managing director van een bedrijf in de offshore business heeft tijdens zijn dienstverband met een door hem opgericht en gehouden bedrijf als tussenpersoon (broker), inkomsten gegenereerd uit transacties die dit bedrijf tot stand bracht tussen zijn werkgever en derden, en tussen klanten van zijn werkgever en derden, onder meer bestaande uit commissie op basis van een langlopend commissiecontract.
In eerste aanleg had de werknemer betaling van onder meer een bonus gevorderd. De werkgever had in reconventie een bedrag van ca € 700.000,-- aan verbeurde boetes gevorderd wegens overtreding van het in de arbeidsovereenkomst opgenomen verbod op het verrichten van nevenwerkzaamheden en overtreding van het geheimhoudingsbeding. De kantonrechter heeft de vorderingen in conventie afgewezen en die in reconventie toegewezen. In hoger beroep blijkt voor het eerst van het bestaan van een nieuwe arbeidsovereenkomst waarin geen boetebepaling is opgenomen. De vordering van de werkgever in hoger beroep betreft na eiswijziging schadevergoeding uit hoofde van wanprestatie en onrechtmatige daad. Het hof oordeelt dat de gewijzigde vorderingen van de werkgever in hoger beroep stranden op het feit dat onvoldoende is gesteld om de conclusie te rechtvaardigen dat de werkgever als gevolg van het handelen van de werknemer schade heeft geleden. Volgt vernietiging van het vonnis in eerste aanleg. De vordering van de werkgever tot betaling van de kosten van het onderzoeksrapport (welk rapport is verzocht om duidelijkheid te verkrijgen onder meer over de betrokkenheid van de werknemer bij het door hem gehouden brokersbedrijf) wordt voor een klein gedeelte toegewezen. De vordering van werknemer tot betaling van de bonus wordt afgewezen wegens een gegrond beroep op dwaling zijdens werkgever, en de vordering van de werknemer tot betaling van onkosten wordt toegewezen.


Wetsartikelen: 6:74 BW, 6:162 BW, 7:611 BW

Ga naar uitspraak