ECLI:NL:GHARL:2014:8067
Datum: 21-10-2014
Rechtsgebiedenregister: Ondernemingsrecht, Insolventierecht, Burgerlijk procesrecht
Vindplaats: LegalFlix
Aansprakelijkheid van (in)directe bestuurders van de (inmiddels gefailleerde) dochtervennootschappen ex artikel 2:9 BW jo artikel 2:11 BW voor schending van de administratieplicht (artikel 2:10 BW) en gebrekkig toezicht op de administratievoering gedurende vele jaren door één administrateur. Het hof beziet allereerst of vastgesteld kan worden dat op de Holding als direct bestuurder van de dochtervennootschappen aansprakelijkheid ex artikel 2:9 BW rust (vgl. HR 23 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1204, NJ 2014/325 (K/Maas q.q.) rov. 3.3.2). Vereisten voor aansprakelijkheid ex artikel 2:9 BW. Maatstaven van ECLI:NL:HR:1997:ZC2243, NJ 1997/360 Staleman/Van de Ven en HR 29 november 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE7011, NJ 2003/455 Schwandt/Berghuizer Papierfabriek. Maatstaf toetsing aan artikel 2:10 lid 1 BW: HR 10 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2932 (Rosbeek q.q./X) rov. 3.5.1-3.5.3. De bestuurders kunnen zich niet verschuilen achter taakverdeling, en de accountantscontrole is zodanig beperkt gebleven dat de (in)directe bestuurders zich niet ontslagen konden achten van hun verplichting tot adequaat toezicht en controle op de administratievoering door de administrateur.
Vraag naar de bewijsrechtelijke doorwerking van het wanbeleid oordeel van de Ondernemingskamer beantwoordt het hof ontkennend. Beroepen op disculpatie en matiging afgewezen. Verwijzing naar de schadestaat procedure.