ECLI:NL:HR:2010:BO3356
Datum: 17-12-2010
Uitspraak naam: KPNQwest
Onderwerp: Complicaties aan de zijde van verzoeker(s)
Rechtsgebiedenregister: Ondernemingsrecht
Vindplaats: Extern
Enquêterecht. Verzoek als bedoeld in art. 2:345 lid 1 BW kan niet meer worden ingetrokken indien hierop met een uitdrukkelijk dictum is beslist; meest gerede partij kan zich met een verzoek tot beëindiging tot de ondernemingskamer richten. Oordeel dat curatoren van de failliete rechtspersoon naar het beleid en de gang van zaken waarvan onderzoek wordt gedaan, belanghebbenden zijn, onjuist noch onbegrijpelijk. Bij beoordeling beëindigingsverzoek komt voornamelijk betekenis toe aan belangen oorspronkelijke verzoeker(s) en belang rechtspersoon en degenen die krachtens de wet en de statuten bij haar organisatie zijn betrokken. Indien het belang van alle oorspronkelijke verzoekers bij het onderzoek is weggevallen in verband met een minnelijk regeling tussen hen en alle op het verzoek tot het instellen van een onderzoek in de procedure verschenen belanghebbenden, kan niet spoedig worden aangenomen dat algemene belangen of belangen van derden zo zwaarwegend zijn dat het beëindigingsverzoek moet worden afgewezen. Hoewel bij gebreke van gebleken zwaarwegende belangen van derden, in het onderhavige geval geen ander oordeel kan volgen dan toewijzing van het verzoek tot beëindiging, wijst Hoge Raad zaak terug naar ondernemingskamer met oog op beslissing inzake de kosten.