Hoge Raad 8 maart 2024 Rechtbank Gelderland 26 januari 2024 Parket bij de Hoge Raad 19 januari 2024 Gerechtshof Den Haag 15 december 2023 Rechtbank Gelderland 15 december 2023 Bekijk alles
ECLI:NL:RBAMS:2020:3342 Rechtbank Amsterdam 9 juli 2020

ECLI:NL:RBAMS:2020:3342

Datum: 09-07-2020

Onderwerp: Art. 2.3 Wfz – ambtshalve toepassing

Overige onderwerpen: Jurisprudentie art. 2.3. Wfz

Rechtsgebiedenregister: Psychiatrisch patiëntenrecht

Vindplaats: Avdr.nl



Het Openbaar Ministerie heeft de voorbereiding van een verzoekschrift voor een zorgmachtiging beëindigd omdat uit een aan de officier van justitie verstrekte medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur is gebleken dat niet wordt voldaan aan de criteria uit de Wet Verplichte GGZ (hierna: Wvggz).
De voorzitter van de rechtbank heeft de officier van justitie, onder verwijzing naar het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 23 april 2020 (ECLI:NL:GHARL:2020:3335), verzocht de genoemde medische verklaring van de onafhankelijk psychiater, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur aan de rechtbank te verschaffen. De coördinerend officier van justitie Wvggz heeft de voorzitter van de rechtbank laten weten niet aan het verzoek van de rechtbank tot verschaffen van de eerder genoemde stukken te zullen voldoen, omdat daarmee de wet zou worden overtreden. De rechtbank heeft de genoemde stukken, – ondanks dat de voorzitter daarom heeft verzocht – niet van het Openbaar Ministerie ontvangen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de door de officier van justitie genomen beslissing niet in overeenstemming met de wet.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat in het geval van verdachte aanleiding bestaat om van haar ambtshalve bevoegdheid tot het verlenen van een zorgmachtiging gebruik te maken, omdat de rechtbank verplichte zorg aangewezen acht. De rechtbank spreekt verdachte vrij in de strafzaak en verleent ambtshalve een zorgmachtiging op grond van artikel 2.3, eerste lid, Wfz voor de duur van zes maanden.
Zie ook ECLI:NL:RBAMS:2020:3343.

Ga naar uitspraak
Spreker(s)

mr. drs. Peter de Beer

senior rechter Rechtbank Zeeland-West-Brabant