ECLI:NL:RBAMS:2020:3342
Datum: 09-07-2020
Onderwerp: Art. 2.3 Wfz – ambtshalve toepassing
Overige onderwerpen: Jurisprudentie art. 2.3. Wfz
Rechtsgebiedenregister: Psychiatrisch patiëntenrecht
Vindplaats: Avdr.nl
Het Openbaar Ministerie heeft de voorbereiding van een verzoekschrift voor een zorgmachtiging beëindigd omdat uit een aan de officier van justitie verstrekte medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur is gebleken dat niet wordt voldaan aan de criteria uit de Wet Verplichte GGZ (hierna: Wvggz).
De voorzitter van de rechtbank heeft de officier van justitie, onder verwijzing naar het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 23 april 2020 (ECLI:NL:GHARL:2020:3335), verzocht de genoemde medische verklaring van de onafhankelijk psychiater, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur aan de rechtbank te verschaffen. De coördinerend officier van justitie Wvggz heeft de voorzitter van de rechtbank laten weten niet aan het verzoek van de rechtbank tot verschaffen van de eerder genoemde stukken te zullen voldoen, omdat daarmee de wet zou worden overtreden. De rechtbank heeft de genoemde stukken, – ondanks dat de voorzitter daarom heeft verzocht – niet van het Openbaar Ministerie ontvangen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de door de officier van justitie genomen beslissing niet in overeenstemming met de wet.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat in het geval van verdachte aanleiding bestaat om van haar ambtshalve bevoegdheid tot het verlenen van een zorgmachtiging gebruik te maken, omdat de rechtbank verplichte zorg aangewezen acht. De rechtbank spreekt verdachte vrij in de strafzaak en verleent ambtshalve een zorgmachtiging op grond van artikel 2.3, eerste lid, Wfz voor de duur van zes maanden.
Zie ook ECLI:NL:RBAMS:2020:3343.