Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 19 maart 2024 Gerechtshof Den Haag 19 maart 2024 Rechtbank Zeeland-West-Brabant 13 maart 2024 Hoge Raad 8 maart 2024 Rechtbank Midden-Nederland 6 maart 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:RBNHO:2021:4466 Rechtbank Noord-Holland 2 juni 2021

ECLI:NL:RBNHO:2021:4466

Datum: 02-06-2021

Onderwerp: Gezagsbeëindiging

Rechtsgebiedenregister: Personen- en familierecht, Jeugdrecht civiel

Vindplaats: Extern

De rechtbank is van oordeel dat niet voldaan is aan de wettelijke vereisten voor de door de Raad verzochte gezagsbeëindiging. Niet is komen vast te staan dat deze vergaande maatregel noodzakelijk en proportioneel is. De rechtbank overweegt dat uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat sprake is van een duurzaam verschil van inzicht tussen de GI en de vader en dat een goede samenwerking tussen hen op dit moment niet mogelijk is. Het feit dat de vader zich niet kan vinden in de visie van de GI en daardoor de keus heeft gemaakt om geen direct contact met de GI te hebben, brengt volgens de rechtbank echter niet noodzakelijkerwijs mee dat gezagsbeslissingen niet meer op een adequate manier genomen kunnen worden. Voorts overweegt de rechtbank dat niet is gebleken dat een gezagsbeëindiging zal leiden tot meer rust en een mindere belasting van de minderjarige door de vader. Weliswaar zal de GI in mindere mate de vader bij de hulpverlening hoeven te betrekken, maar zoals de Raad terecht stelt blijft bij een gezagsbeëindiging de vader een rol in het leven van de minderjarige spelen. Van een houding van de vader ten gevolge waarvan gezagsbeslissingen door de vader geblokkeerd worden is niet gebleken. De Raad en de GI konden ter zitting desgevraagd geen concrete voorbeelden geven van een situatie waarin vanwege de opstelling van de vader geen gezagbeslissing genomen kon worden. De rechtbank neemt hierbij ook in aanmerking dat het kind tegen de kinderrechter heeft gezegd inmiddels zijn eigen weg te hebben gevonden in de situatie met zijn vader en dat hij denkt dat de situatie en hetgeen hij van zijn vader moet horen juist zal verergeren bij een gezagsbeëindiging. Tot slot overweegt de rechtbank dat de noodzaak om helderheid te krijgen over het toekomstperspectief van het kind niet meer aan de orde is. Zowel de ouders als het kind weten al jaren dat er toegewerkt wordt naar zelfstandig wonen en dat hij niet meer naar een van de ouders zal terugkeren.

Ga naar uitspraak