Hoge Raad 22 maart 2024 Hoge Raad 15 maart 2024 Hoge Raad 8 maart 2024 Hoge Raad 1 maart 2024 Hoge Raad 16 februari 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:RBOBR:2019:1804 Rechtbank Oost-Brabant 26 februari 2019

ECLI:NL:RBOBR:2019:1804

Datum: 26-02-2019

Onderwerp: Het beslagrekest

Rechtsgebiedenregister: Burgerlijk procesrecht

Vindplaats: Avdr.nl

Het gaat in deze zaak om door gedaagden gelegd conservatoir bewijsbeslag op grond van artikel 730 jo 843a Rv. Gedaagden zijn van mening dat de Staat in een strafrechtelijk onderzoek naar cliënten van gedaagden, het verschoningsrecht van gedaagden niet/onvoldoende heeft gerespecteerd en hebben (na verleende toestemming daartoe door de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant) conservatoir bewijsbeslag doen leggen op gegevens waaruit zulks volgens gedaagden blijkt of kan blijken. De gegevens zijn in bewaring gesteld bij een deurwaarder.In de beschikking waarin het conservatoir beslag is toegestaan heeft de voorzieningenrechter – conform verzoek – een dwangsom opgelegd in het geval de Staat niet (volledig) aan de beslaglegging mee zou werken. Bij het opleggen van de dwangsommen is – met toepassing van artikel 611a lid 4 Rv – bepaald dat de dwangsommen eerst kunnen worden verbeurd na verloop van acht weken na betekening van het verlof. De Staat vordert in het onderhavige kort geding – kort samengevat – opheffing, subsdiair gedeeltelijke opheffing van de conservatoire bewijsbeslagen en teruggave van hetgeen in het kader van de beslaglegging aan de deurwaarder ter bewaring is gegeven, en opheffing van de bij beschikking opgelegde dwangsommen. Gedaagden hebben in reconventie inzage in / het verstrekken van afschrift van de beslagen gegevens gevraagd ex artikel 843a Rv. Tevens hebben zij gevraagd aan de Staat een verbod op te leggen ex artikel 28 lid 1 sub b Rv, inhoudende dat het de Staat verboden wordt mededelingen te doen aan derden omtrent de gegevens in deze kort-gedingprocedure die in de processtukken zijn opgenomen. In het tussenvonnis is bepaald dat de termijn ex artikel 611a lid 4 Rv waarna dwangsommen worden verbeurd verder wordt verlengd met acht weken en aan de Staat wordt het verbod ex artikel 28 lid 1 sub b Rv. opgelegd. In het eindvonnis komt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat het gelegde bewijsbeslag het strafrechtelijk onderzoek niet doorkruist en dat er voldoende aanleiding bestaat het conservatoir bewijsbeslag te laten liggen. In zoverre worden de vorderingen van de Staat dus afgewezen. De bij beschikking opgelegde dwangsom wordt echter beperkt. Gedaagden worden in hun vordering in reconventie, die inhoudt het verstrekken van een afschrift van/het verkrijgen van inzage in de stukken waarop conservatoir bewijsbeslag is gelegd, niet ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan spoedeisend belang. Het eveneens in reconventie gevorderde verbod ex artikel 28 lid 1 sub b Rv. dat in het tussenvonnis was toegewezen, wordt in het eindvonnis opnieuw toegewezen.

Ga naar uitspraak
Spreker(s)

mr. Petra de Bruin

senior rechter Rechtbank Rotterdam