Rechtbank Gelderland 26 januari 2024 Gerechtshof Den Haag 15 december 2023 Hoge Raad 8 december 2023 Hoge Raad 8 december 2023 Hoge Raad 24 november 2023 Bekijk alles
ECLI:NL:RBROT:2022:1619 Rechtbank Rotterdam 3 maart 2022

ECLI:NL:RBROT:2022:1619

Datum: 03-03-2022

Onderwerp: Art. 2.3. Wfz

Rechtsgebiedenregister: Psychiatrisch patiëntenrecht

Vindplaats: Avdr.nl

De verdachte wordt meerdere feiten verweten, namelijk vijf maal bedreiging, twee maal mishandeling, eenmaal belediging en eenmaal diefstal. Deskundigen oordelen dat de verdachte slechts drie feiten sterk verminderd toe kan worden gerekend en dat de overige feiten hem niet toe te rekenen zijn. De officier van justitie heeft twee dagen voorafgaand aan de terechtzitting opdracht gegeven een civiele zorgmachtiging voor te bereiden. De rechtbank is van oordeel dat een civiele zorgmachtiging in de rede ligt, maar kan niet ambtshalve een zorgmachtiging afgeven vanwege het ontbreken van de benodigde stukken. De verdachte zit al ruim vijf maanden in voorarrest. De rechtbank is van oordeel dat de duur van de voorlopige hechtenis substantieel korter had kunnen zijn als de verdachte eerder naar een civiel kader toe was geleid. Gelet daarop en gelet op het feit dat de officier van justitie ter zitting heeft verklaard dat het traject voor de voorbereiding van een zorgmachtiging los van de strafzaak reeds in gang is gezet, acht de rechtbank het nu niet meer opportuun om het traject van de civiele zorgmachtiging in deze strafzaak te betrekken en de zaak daarvoor aan te houden. Daarbij is mede van belang dat het traject op grond van artikel 2.3 Wfz zou betekenen dat de verdachte nog geruime tijd langer in voorlopige hechtenis zou moeten verblijven, terwijl duidelijk is dat hij zo spoedig mogelijk behandeling van zijn stoornis nodig heeft.

Ga naar uitspraak
Spreker(s)

mr. drs. Peter de Beer

senior rechter Rechtbank Zeeland-West-Brabant